PUKKELPOP 2016

Gebruikersavatar
Guess Who s Ozzy
Popstar
Berichten: 306
Lid geworden op: wo 13 feb 2008, 13:38
Locatie: Aarsele / Guess Who

PUKKELPOP 2016

Bericht door Guess Who s Ozzy »

PUKKELPOP 2016, Kiewit

DAG 1, donderdag 18 augustus

WARHAUS (Club, ***½)
Net op het moment dat de singles van Balthazar iets te licht verteerbaar begonnen te worden komt één van de frontmannen, Maarten Devoldere, op de proppen met het minder hapklare soloproject Warhaus waar ook zijn muse en Soldier’s Heart gezicht Sylvie Kreusch op de loonlijst staat. Kenners wijzen direct richting Gainsbourg, wij hoorden en zagen minstens evenveel Cave en Cohen die een snelcursus trompet hebben gevolgd.

ROBBING MILLIONS (Wablief?!, **½)
Dit Brusselse psychpop vijftal bulkt van de virtuositeit maar heeft nog wat moeite om een eigen muzikaal smoelwerk te smeden uit de erfenis van haar evidente inspiratiebronnen MGMT en Yeasayer. Oorwormen genre “Electric Feel” of “O.N.E.” liggen misschien wel binnen handbereik, maar zolang deze sympathieke gasten zich door teveel bochten tegelijk willen wringen blijven ze een goed bewaard vaderlands geheim.

TWIN ATLANTIC (The Shelter, ***)
We lopen doorgaans in een wijde boog omheen stadionrockacts, maar de anthemische highland rock van deze vurige bende Glaswegians konden we wel smaken. Net als stadsgenoten Glasvegas spatten de ongebreidelde passie en het heilig vuur van het podium, maar wordt Het Grote Gebaar wijselijk achterwege gelaten.

FENCE (Wablief?!, ***)
Het Limburgse indiepop combo is alweer terug van even weggeweest, en speelde reeds voor de vierde keer een thuismatch op de weide van Kiewit. Leuke vaststelling is dat hun ongedwongen crossover van Big Star en Pavement nu een funky twist heeft meegekregen, wat perfect pastte bij de zomerse vibe die zich op dat moment van Pukkelpop meester maakte.

CAGE THE ELEPHANT (Club, ***½)
We lieten Wolfmother zonder dralen links liggen ten voordele van dit wilde classic rock gezelschap uit Kentucky, want we hebben nu eenmaal een boontje voor hun frontman Matt Shultz. Met de punch van een jonge Mick Jagger en een bronstige David Johansen loodste hij zijn makkers doorheen een stomende (maar door technische problemen jammerlijk ingekorte) set vol knipogen naar de Stones en 60ies Nuggets garagerock, met “In One Ear” als vetste hoogtepunt.

BLUES PILLS (The Shelter, **)
We hadden wel wat meer verwacht van deze trip met de teletijdsmachine naar 1970 toen zompige bluesrock en psychedelische trips de orde van de dag uitmaakten. Verder dan een belegen en ongeïnspireerd afkooksel van het origineel kwam dit Zweedse gezelschap niet, en het hielp ook al niet dat zangeres Elin Larsson zich drie kwartier lang de zangeres van Heart waande.

THE KILLS (Marquee, ***½)
“Doing It To Death” heet de puike nieuwe Kills single, en warempel, op het podium doen ze hét tegenwoordig zowaar met vier. De snaren van Jamie ‘Hotel’ Hince en de rits van Alison ‘VV’ Mossheart (of was het nu omgekeerd?) staan iets minder strak gespannen dan voorheen, maar de op een kale beat drijvende minimale garagerock van deze Brits-Amerikaanse tandem behoort hoe dan ook tot het fraaiste dat de achterbuurten van de liefde te bieden hebben.

THE LAST SHADOW PUPPETS (Main Stage, ****)
Misschien was Pukkelpop 2016 wel de laatste kans ooit om dit uit de hand gelopen hobbyproject van twee Engelse Britpopsterren op een Belgisch podium te zien pronken. Ondanks het feit dat een kwieke Miles Kane, een lichtjes benevelde Alex Turner en hun orchestraal 60ies pop gevolg één lange aaneenschakeling van catchy radiohits uit hun mouw schudden bleef het publiek onbegrijpelijk op de achtergrond. Hét hoogtepunt van de set vloeide zelfs niet eens uit hun eigen pen: Kane nam tijdens The Fall’s indie classic “Totally Wired” het risico om in de huid te kruipen van de onnavolgbaar arrogante Mark E. Smith en kwam er nog mee ruimschoots mee weg ook.

FLYING HORSEMAN (Wablief?!, ***)
Muzikale duizendpoot Bert Dockx en zijn vijf makkers lokten verrassend weinig liefhebbers van donkere en innemende doomfolk naar de Belgen tent. Wie zich ooit afvroeg hoe een kruisbestuiving tussen Woven Hand en Mogwai unplugged zou klinken moest hier op de afspraak zijn.

BATTLES (Club, ****)
Volgens Ian Williams, woordvoerder en gitarist/keyboardspeler van dit gezaghebbende Amerikaanse mathrock gezelschap waren hij en zijn twee maats maar wat blij dat ze eindelijk hun noodgedwongen forfait voor de dramatische PP editie van 2011 konden goedmaken. Voortgestuwd door de manische drumkunstjes van ex-Helmet tempobeul John Stanier kreeg het trio de tent langzaam maar zeker onder hypnose, en ook dit keer bleek een epische uitvoering van de postmoderne krautrock evergreen “Atlas” de absolute sterkhouder van de show.

BLOC PARTY (Marquee, ***½)
De bende van een fel aangekomen Kele hinkt tegenwoordig op twee benen. Wanneer uit de eerste twee albums wordt geciteerd sturen de Londenaars, zelfs met een nieuwe ritmesectie in de rangen, de nieuwe generatie Engelse gitaargroepjes zonder pardon huiswaarts met hitsige postpunk projectielen als “Hunting For Witches” en “Helicopter”. Bij het aanboren van recent materiaal bleek de band echter nauwelijks meer dan een schaduw van zichzelf. Vastroesten in het lucratieve golden years circuit of zelfontbranding, we zien momenteel weinig andere opties voor Bloc Party v2.0.

MASTODON (The Shelter, **½)
We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat de Amerikaanse metalveteranen niet echt veel zin hadden om op de eerste festivaldag de luidste tent in Kiewit te sluiten. Qua demonstratie van hun gitaartechnisch vernuft en het aantal duizelingwekkende stemmingswisselingen tussen metal, hardcore en hardrock kon deze show uiteraard wel tellen, alleen leken de zware jongens uit Atlanta deze keer niet te beseffen dat een beetje publieksinteractie nooit kwaad kan.
____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

DAG 2, vrijdag 19 augustus

AMONGSTER (Club, ***½)
Ernstige mensen die op zoek waren naar ernstige muziek konden na een stevige ochtendkoffie al meteen terecht bij deze voormalige laureaten van De Nieuwe Lichting. Hun eigen muzikaal smoelwerk danken ze vooral aan de rauwe doorleefde Americana strot van frontman Thomas Oosterlynck waarover ijle emotronica is uitgestrooid. Wie nog meer tegengif wil innemen tegen de alomtegenwoordige FFF (‘fake feelgood factor’) kan in het najaar terecht in de AB voor de debuut release show.

BEATY HEART (Lift, ***)
Dit piepjong Zuid-Londens trio haalde de meest poppy momenten van Vampire Weekend en euh... de meest toegankelijke momenten van Animal Collective door de mangel en brouwde er op het nieuwe kleinste podium van PP een zomerse electropop cocktail mee.

CASPIAN (The Shelter, ***½)
Wie de driedubbele gitaarmuur van dit gitzwarte vijftal uit Massachusetts trotseerde kreeg een stevige portie epische post-rock als beloning. Liefhebbers van Explosions In The Sky en Mogwai hoorden hier op de afspraak te zijn.

HYPOCHRISTMUTREEFUZZ (Wablief?!, ***)
Na de éénmalige reunie van Evil Superstars vorig jaar staan de potentiële troonopvolgers al te trappelen van ongeduld. Meer zelfs, naast ongeschoren blueslicks en knetterende electronica gooien deze vijf tegendraadse Gentenaars ook nog een portie rap en hiphop in de mix. Muzikaal zat alles dus wel lekker averechts in elkaar, een geniaal gestoorde frontman lijkt dan ook het enige wat nog ontbreekt om in de voetsporen van Mauro & co te treden.

SHOW ME THE BODY (Lift, ***½)
Master of ceremony Ayco Duyster had ons een venijnig DIY groepje uit The Big Apple beloofd, en daar bleek geen wood van gelogen. Laverend tussen de primitieve hardcore van Minor Threat en Black Flag en de virtuoze cross-over metal van 24-7 Spyz en Prong verkocht dit trio ons een lekkere oplawaai die nog lang zal blijven nazinderen. De scheldtirades en agressieve provocaties van frontman Julian Cashwan Pratt, die nota bene de gitaar had ingeruild voor een minstens even luidruchtige banjo, namen we met de glimlach op de lippen en pretoogjes in ontvangst.

GOGO PENGUIN (Club, ****)
Jazz: er is tegenwoordig echt geen ontkomen meer aan en dat hebben Chokri en Eppo maar al te goed begrepen. Temidden een horde hippe jazzcats zagen we dit ronduit virtuoze instrumentale trio uit Manchester alle clichés van het genre wegblazen: dit was tegelijkertijd opwindend, groovy en begeesterend, en kwam bij momenten zelfs aardig in de buurt van wat vooraanstaande labels als Mo’Wax en Ninja Tune tijdens de 90ies in de aanbieding hadden. Laat St. Germain hier een beat onderzetten en je krijgt niets minder dan een wereldgroep.

AMBER ARCADES (Lift, ***½)
Door het forfait van Blaue Blume kreeg dit jongste snoepje van de Nederlandse indiescene alsnog een een stekje op een festival onder de Moerdijk. De afwisseling van dromerige gitaarliedjes à la The Sundays en lichtvoetige shoegazepop uit de hoogdagen van Lush goot lekker binnen, ook al lieten we ons soms nodeloos afleiden door de ontwapenende verschijning van het frele frontmeisje Annelotte de Graaf. En ja, naast de juiste looks helpt het natuurlijk wel dat je zonder blozen wegkomt met een remake van Nick Drake’s “Which Will”.

SLEAFORD MODS (Club, ****)
De oerprincipes van punk worden door Sleaford Mods strikt nageleefd: deftig kunnen zingen of spelen zijn geen must, maatschappij kritiek spuien en provoceren zijn dat wel. Qua afspiegeling van de maatschappij kan de muzikale act van de Britten ook wel tellen: terwijl woordvoerder Jason Williamson met een soort ‘spoken word on speed’ zich in het zweet vloekt staat zijn kornuit Andrew Robert Lindsay Fearn te niksen achter een laptop die repetitieve loops uitbraakt. Punk is 40 jaar jong en, getuige de set van dit onnavolgbare Britse duo, allesbehalve dood!

LOCAL NATIVES (Club, ***½)
Door de plotse stuiptrekking van de hemelsluizen liep de Club tent wel heel erg snel vol voor de zonovergoten close-harmony crossover pop van dit Californische vijftal. Er staan inmiddels drie albums op de teller, waarbij elke nieuwe schijf telkens een beetje minder interessant klinkt dan z’n voorganger. Live is er gelukkig weinig te merken van die muzikale bloedarmoede en klinken Local Natives als de ontstuimige achterneefjes van Fleet Foxes die zich te goed doen aan een batterij percussie instrumenten.

DOUBLE VETERANS (Wablief?!, ****)
Een nieuw jaar, dus een nieuw groepje voor Lee ‘zoon van Guy’ Swinnen. Het feit dat debuutschijf ‘Spaceage Voyeurism’ zowat gans het voorjaar in onze stereo kampeerde creëerde hoge verwachtingen, en die werden oorverdovend ingelost. Toegegeven, in essentie plundert dit explosieve trio zowat de helft van de Nuggets catalogus, maar daar tegenover staan jeugdige branie en een lichtontvlambare podium presence die van Double Veterans één van de beste (garage)rockbandjes van het moment maken.

NOEL GALLAGHER’S HIGH FLYING BIRDS (Main Stage, ****)
Noel Gallagher had duidelijk z’n dagje niet: de Mancunian was niet arrogant, het aantal keer dat ‘fookin’’ in zijn bindteksten opdook was op één hand te tellen én hij trakteerde op drie Oasis evergreens waarvan het traditionele afsluitende anthem “Don’t Look Back In Anger” ons zowaar kippenvel bezorgde. Alleen dat complimentje aan het adres van de ferm over het paard getilde grootverdiener Kevin De Bruyne was er ver over, maar voor de rest was dit een onverwacht uurtje uiterst genietbare classic rock.

RÓISÍN MURPHY (Marquee, **½)
De doortocht van de Ierse disco diva Murphy was er één van te weinig pieken en te veel dalen. Dat het voormalige uithangbord van Moloko evenveel heeft met muziek als met mode wisten we al, maar een stuk of 20 keer van outfit veranderen op een uur tijd was misschien wel wat teveel van het goede. Die grote verkleedparade haalde onnodig de ‘flow’ uit haar show die soms wat te veel op een aaneenschakeling van half uitgewerkte ideeën leek. La Murphy wil duidelijk op een avontuurlijke manier de toekomst in zonder haar verleden zielloos te herkauwen, getuige de toch wel geniale banjo versie van “Overpowered”.

SOPHIA (Club, ****)
Na 7 jaren zonder enig teken van leven kwam Robin Proper-Sheppard opnieuw bewijzen waarom hij één van onze favoriete treurwilgen is. Hier stond een herboren coryfee uit de 90ies te blinken die naast wat nieuwe nummers ook, zoals hij ze zelf zo treffend omschreef, een trits oldskool rock & sad songs op de setlist had staan. Met twee extra gitaristen in de rangen moet dit trouwens zowat de meest heavy reïncarnatie van Sophia zijn, waardoor zelfs breekbare Duyster pareltjes als “So Slow” en “Bastards” klonken alsof ze door The God Machine werden gehaald.

WHITNEY (Lift, ****)
Als één van de hipste bands van het moment wordt deze bonte bende uit Chicago nu zowat de helft van de aardkloot rondgevlogen ter promotie van ‘Light Upon The Lake’, een onvervalst breakup album vermomd als een luchtige verzameling zomerse meefluitliedjes dat steeds uitdrukkelijker solliciteert naar de top van de eindejaarslijstjes. De zingende frontman Julien Ehrlich loodste zijn vijf metgezellen doorheen een ongedwongen uurtje jazzy close-harmony pop met de nodige knipogen naar ex-bands van sommige groepsleden (Smith Westerns en Unknown Mortal Orchestra) maar ook naar 60ies helden als The Lovin’ Spoonful en The Zombies. Als deze indiekids zich niet al te rijkelijk gaan laven aan allerhande pills en thrills dan duurt deze triomftocht van het pure popliedje wellicht nog tot Rock Werchter 2017.

THEE OH SEES (Club, *****)
Ze zijn uiterst dun gezaaid, zo van die gigs waarvoor je achteraf wierook en superlatieven te kort komt om de adrenaline kick van het moment in woorden te vatten. Wie even na 1u ’s nachts de Club tent binnen strompelde gets the picture. Het vanuit San Francisco opererende psychedelische garagerock gezelschap Thee Oh Sees grijpt terug naar de primaire essentie van rock’n’roll: snoeihard, rauw en vol overgave raasden de heren als een ontspoorde pletwals over alles en iedereen heen. De motor achter die pletwals bestond uit twee synchroon meppende drummers die op aangeven van de manische frontman John Dwyer zich de ziel uit het lijf speelden. Hoezo, rock = dood & begraven? Koop of steel een plaat van Thee Oh Sees en u wordt met sprekend gemak van het tegendeel overtuigd.
____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

DAG 3, zaterdag 20 augustus

ANDRÉ BRASSEUR & BAND (Marquee, ***½)
Met dank aan Belpop kenner Jan ‘De Dikke’ Delvaux is onze vaderlandse Hammond maestro terug hip en mocht de veteraan met 76 lentes op de teller eindelijk debuteren op Pukkelpop. Vergezeld van een vijfkoppige begeleidingsband, met o.a. Mens drummer Dirk Jans in de rangen, kwam de man bewijzen dat hij naast veredelde kermisdeuntjes genre “Early Bird” ook een flinke brok acid jazz avant la lettre uit zijn orgel heeft geschud. Brasseur zelf genoot met volle teugen: ‘Vous êtes for-mi-da-ble!’. Van ons krijgt ie een 10 voor sfeer en gezelligheid.

VANT (Main Stage, ***)
Je bent als Engels groepje niet slecht bezig wanneer het tweede optreden op Belgische bodem al meteen op het hoofdpodium van PP blijkt door te gaan. We hoorden een flard sympathieke punkpop uit de back catalogue van Ash afgewisseld met rammelige indie uit dezelfde goot waar The Libertines ooit zijn aangespoeld, maar echt vonken deed het nooit.

WARHOLA (Castello, ***)
Sinds hun gouden plak op de Rock Rally editie ’14 heeft dit hippe vijftal in alle stilte de intussen alom beproefde dubstep formule van James Blake flink bijgeschaafd door nog meer ruimte te geven aan pathos en melodrama. Het voorlopige eindresultaat begint wel steeds meer naar Oscar & The Wolf te ruiken: een commercieel gunstig vooruitzicht heet zoiets.

ARBEID ADELT! (Wablief?!, ****)
Wie twijfelt aan de houdbaarheidsdatum van de avant-garde electro die het kolderieke trio sinds de prille 80ies uit haar mouw schudt kunnen we meteen gerust stellen: Ze Staan (nog steeds) Scherp! De gevatte woordspelletjes van de immer kwieke Marcel Vanthilt (‘Het systeem werkt op mijn systeem’, iemand?), de verschroeiende industrial noise injecties van enfant-terrible-op-leeftijd Luc Van Acker en de wulpse sax van Jan Vanroelen: het blijven beproefde ingrediënten van één van de weinig nog actieve eerste generatie Belpop bands. We starten nu al een nieuwe petitie voor hun generatie- en geestesgenoten: graag Aroma di Amore op PP ’17!

KING GIZZARD & THE LIZARD WIZARD (Club, ****)
Wie Tame Impala’s transitie van beloftevol psychedelisch rockbandje tot discopop supersterren met lede ogen heeft aanzien kan voortaan terecht bij deze landgenoten die vooralsnog geen ambitie hebben om radiovriendelijke 3’ popsongs uit te braken. Wel integendeel, de set van deze 7 virtuoze Aussies -inclusief twee drummers naar het voorbeeld van hun geestesgenoten Thee Oh Sees- leek meer op één lange jamsessie volgestouwd met geschifte tempoversnellingen en dito stemvervormingen. Tiens, de platen van Jethro Tull lijken plotsklaps niet meer zo oubollig.

GRANDADDY (Marquee, ****)
Onze Californische antihelden herhaalden hun truukje van PP editie 2012: zonder nieuwe plaat op zak toch maar weer lekker de Marquee doen vollopen voor een uurtje indiegeschiedenis. Wel nieuw leken ons de visuals waarin de groeipijnen van onze aardkloot zoals overconsumptie en overbevolking met de nodige ironie werden aangekaart. Geen enkele andere groep heeft zich met succes gewaagd aan de onwaarschijnlijke crossover tussen ELO en Neil Young, wat meteen ook de blijvende populariteit van Jason Lytle & diens mannen met baarden en/of baseball petten verklaard.

ERTEBREKERS (Wablief?!, ***½)
Als oangespoelde West-Vloaming móestn wulder vaneigens efkes passeern voorbie de veur de geleegenteid tot ‘Otel’ ommegebouwde Belgentente. En die zot hjèlehans vul, want da nie groepke va die drie giestiggoards mee Fluppe Kowlier es redelijk populeir ant komn. Uuk al waster in geel den omtrek gien Zjei of Oallkarre te bekenn, we vonden wieder die Westvloamse nummerkes geweunweg skitterend. Tot 'n noaste kji!

LCD SOUNDSYSTEM (Main Stage, ****½)
James Murphy & co verklaarden zichzelf in 2011 nog dood en begraven, maar tekenden toch maar lekker voor de meest welgekomen muzikale verrijzenis van PP16. Een pak jaren zijn intussen verstreken, maar toch doen de New Yorkers hun naam nog steeds alle eer aan door te zweren bij analoge apparatuur. Verscholen tussen een indrukwekkend aantal vierkante meter vintage synths leek de groep zich dan ook eerder in een opnamestudio dan op een festivalpodium te bevinden. Anderhalf uur lang regeerde een onweerstaanbare punkfunk groove over Kiewit, maar omwille van een te lage aai- en herkenbaarheidsfactor resulteerde dat jammer genoeg niet in een massaal dansfeestje.

TAXIWARS (Wablief?!, ***½)
Tom Barman heeft al menige tent mogen sluiten op PP, dit keer kreeg hij het gezelschap van drie jazz cats met wie hij onlangs een tweede schijf inblikte als TaxiWars. De hyperkinetische zegzang van de Antwerpse veteraan en de bijwijlen funky late nite groove van zijn virtuoze maats vormden een geslaagde blend, alleen een cocktail bar uit één van de Tarentino prenten ontbrak om het broeierige sfeertje compleet te maken. Wel jammer dat een groot deel van het publiek de Wablief?! tent had uitgekozen om tijdens deze acoustische set wel erg luidruchtig bij te praten. Een terechte reactie van de lichtontvlambare Barman bleef niet uit, maar de jeugd bleef hardleers.

MARKY RAMONE’S BLITZKRIEG (Shelter, ****)
In het jaar dat punk 40 veiligheidsspelden door lijf en leden mag prikken was PP het aan zichzelf verplicht om een dinosaurus uit het genre op te trommelen. ‘This set is dedicated to Joey, Johnny, Dee Dee, Tommy … and Lemmy’ orakelde ex-drummer Marky Ramone vooraleer hij en zijn drie maats de eerste van vele ‘1234’s op de meute afvuurden. Eén van die maats was trouwens een oude bekende in de persoon van Ken Stringfellow, voor eeuwig en altijd het halve brein van The Posies. Als een dolle veertiger verkende hij alle uithoeken van het podium met slechts één doel: een geloofwaardige tribute brengen aan de wat tragische figuur van Joey Ramone. Eén uur en 27 punk evergreens later leek die missie ruimschoots geslaagd. Leuk overigens dat Sinatra het laatste woord kreeg met “My Way”: weinig verjaardagsfeestjes worden beter dan dit.
Plaats reactie