PUKKELPOP 2017

Gebruikersavatar
Guess Who s Ozzy
Popstar
Berichten: 306
Lid geworden op: wo 13 feb 2008, 13:38
Locatie: Aarsele / Guess Who

PUKKELPOP 2017

Bericht door Guess Who s Ozzy »

PUKKELPOP 2017


Drie dolle dagen, 28 keuzes, 1 relaas


DAG 1 - 17 augustus

TAMINO (Club, **½)
Na meerdere Pukkelpop edities te hebben rondgedoold als anonieme toeschouwer werd hét godenkind uit de jongste Nieuwe Lichting nu ineens zelf op het podium in Kiewit gedropt. Het werd helaas een weinig comfortable landing op Limburgse bodem. De té verkrampte Tamino kon zijn overconcentratie en onwennigheid tegenover de grote massa amper verhullen, waardoor wereldsongs als “Habibi” doodjammer maar keihard op een koude steen vielen. Toegegeven, de wanhoopkreetjes van het massaal uit Camping Chill aangevoerde oestrogeen zaten daar wel voor iets tussen, want in de meer intieme setting van een radiostudio bewees de 20-jarige Antwerpenaar reeds eerder dat de Buckley-vergelijking wel degelijk kan opgaan.

INTERGALACTIC LOVERS (Marquee, ***)
Een schoolvoorbeeld van een geluk bij een ongeluk: sinds Lara Chedraoui na een vingerblessure de gitaar noodgedwongen aan de wilgen heeft gehangen is het enkel maar crescendo gegaan met de live reputatie van Intergalactic Lovers. In Kiewit schoof de frontdame sierlijk over het podium met de zelfzekerheid en souplesse van een jonge Patti Smith, met vlak achter haar de boys-in-the-band die allen in een strak muzikaal pak staken. De rafelige gitaarpop songs van de onlangs opnieuw aan de oppervlakte verschenen Aalstenaars lijken door de jaren heen wel steeds meer inwisselbaar, dus na drie kwartier was de koek toch wel meer dan op.

RYAN ADAMS (Main stage, ****)
De Amerikaanse ex-punker en alt.country held is (nog maar eens) zijn lief kwijt, maar bracht ter compensatie zijn verzameling pluchen tijgers, een gehavende Amerikaanse vlag en vooral een erg potige classic rock band mee naar Pukkelpop. De blitse Adams (rode zonnebril, T-shirt én gympies) werkte zich in het zweet om te bewijzen dat zijn jongste breakup album ‘Prisoner’ zich uitstekend leent om festivalweides te komen wakker schudden met een portie onversneden rootsrock à la Tom Petty & The Heartbreakers. Helemaal aan het eind van de set kreeg het ongeleid projectiel in Adams toch even de bovenhand en moest het drumstel er aan geloven. “Do You Still Love Me?” vroeg Ryan zich af in het ontstuimige openingsnummer: wie deze rock’n’roll held zelfs geen heel klein beetje graag ziet mag nu oprotten.

PJ HARVEY (Marquee, ****½)
Wie oudgediende Harvey afgelopen jaren wat uit het oog was verloren kreeg meteen lik op stuk. De pose waarmee de frêle Engelse vergezeld van een tienkoppige marching band het podium opstapte had veel weg van een aangekondigde veldslag. Als doelwit op haar kruistocht houdt Harvey alle geopolitieke shit in het vizier die tot de wereldwijde vluchtelingencrisis heeft geleid; het is dé rode draad doorheen Harvey’s redelijk onderschatte recentste worp ‘The Hope Six Demolition Project’ (‘16) én vormde de hoofdmoot van haar ‘return to form’ performance in Kiewit. Het publiek kreeg weinig hapklare brokken geserveerd in het eerste driekwart, wel een gebalde en meeslepende set waarbij Harvey de gitaar had ingeruild voor een sax met in haar kielzog een onwaarschijnlijke straffe selectie aan muzikale virtuositeit: John Parish, Mick Harvey en Alain Johannes anyone? Op het eind verkocht La Harvey ons nog een lekkere psychobilly uppercut met oudje “50Ft Queenie” en veegde ze de vloer aan met het legertje hersenloze popprinsessen die dit jaar massaal de weg naar de Kiewit podia bleken gevonden te hebben. Er achteraan kwam nog “To Bring You My Love”, ja zó moet een nummer over de liefde dus echt klinken!

STRAND OF OAKS (Club, ****½)
We lieten zonder dralen de overbelichte Solange links liggen ten voordele van Timothy Showalter en zijn rechttoe-rechtaan rockende kornuiten -aka Strand Of Oaks- die reeds voor een tweede keer een retourtje Kiewit in de bus kregen. Showalter is een artiest naar ons hart met een erg zeldzaam profiel: authentiek, kwetsbaar, onbezonnen, én dankbaar. Predikant of charismatische frontman, toogfilosoof of stoere rocker: Showalter kan of wil niet kiezen en is het dus allemaal. Muzikaal leunt de band steeds nauwer aan bij early My Morning Jacket en Neil Young & Crazy Horse, maar mijn God, met welke epische grandeur werden persoonlijke favorieten als “Radio Kids” en “JM” (een ode aan wijlen Songs:Ohia brein Jason Molina) de tent ingeslingerd! Showalter en het Pukkelpop publiek, het waren vanavond twee handen op één buik en dat moest uiteraard eindigen in een rondje crowdsurfing door de 35-jarige Amerikaan.

INTERPOL (Marquee, ****)
Financiële kater? Artistieke bloedarmoede? Een nostalgische bui? Eerlijk, het kan ons eigenlijk geen ene moer schelen waarom Interpol deze zomer de boer op gaat met een integrale reprise van hun gitzwarte debuutschijf ‘Turn On The Bright Lights’ uit 2002. Onder de bloedrode spots van het Marquee podium onderstreepten een stoïcijns voor zich uit turende Paul Banks en zijn vier in strakke zwarte maatpakken getooide metgezellen nog maar eens waarom precies dié plaat anderhalf decennium geleden het vuur aan de lont van de postpunk revival stak. Zwartgallige teksten gedeclameerd door een donkere bariton, messcherpe gitaren, lome baslijntjes en holle drums: de typische genre ingrediënten hadden hun houdbaarheidsdatum nog bijlange niet overschreden, maar kregen toch nauwelijks de helft van de tent gevuld. Gaten in de cultuur, je vond ze donderdagavond bij de vleet.

TY SEGALL (Club, ****)
Met een beetje fantasie kon je ze zien staan, daar op het podium van de Club: The White Stripes met drie extra muzikanten én een veel betere drummer. Neh, in werkelijkheid betrof het Ty Segall en zijn Freedom Band die blijkbaar enkel rode en witte kleren in de reistas hadden geduwd, maar zich net zoals de ‘familie’ White in hun gloriejaren rijkelijk bedienen van rauwe psychblues en fuzzy garagerock. Als zanger solliciteerde de nasaal klinkende Segall naar de rol van Marc Bolan on speed, maar hell yeah, als gitarist stond hier een 30-jarig bastaardkindje van Johnny Winter.


MODERAT (Marquee, ***½)
De wegen van dit Berlijnse electronica trio gaan binnenkort terug uiteen als Modeselektor en Apparat, en kijk, Pukkelpop kreeg de eer en het genoegen om die artistieke teraardebestelling niet onopgemerkt te laten voorbij gaan. Toegegeven, na een paar uur onophoudelijk gitaargeweld was het even acclimatiseren, maar uiteindelijk moesten lijf en leden toch zwichten voor de wonderbaarlijke chemie tussen stuiterende Warp beats en melancholische Notwist indietronica. We hebben ze niet onmiddellijk kunnen spotten, maar meerwaardezoekers die anders drie dagen kamperen in en rond de Dance Hall en de Boiler Room hadden hier ongetwijfeld een vette kluif aan. Dankeschön und auf wiedersehen!

THE XX (Main stage, ****)
De enige headliner op PP17 die naam waardig kwam bewijzen dat een band ook zonder oorverdovende beats of gierende gitaren een festivaldag met een ace kan uitserveren op het hoofdpodium. Tis te zeggen: beats en gitaren waren er wel, maar dan van het subtiele en onderkoelde soort in een strakke regie van het electronische meesterbrein Jamie XX die anno 2017 prominenter dan ooit op de voorgrond treedt bij het Londense trio. Zo smokkelde hij zijn solo hitje “Loud Places” bijna onopgemerkt in de set, dat even later naadloos zou overgaan in “On Hold”. De anders zo timide Romy Madley Croft waagde zich zelfs aan een paar voorzichtige danspasjes en ging een paar keer voluit in een slow-motion paringsdans met bassist Oliver Sim. Dit was mainstream die recht naar de keel greep, een houvast voor zielen die hun gading niet vinden in de geluksindustrie, een bakje troost op het eind van een woelige werkdag, of gewoon een gedenkwaardige afsluiter van een eerste festivaldag.
____________________________________________________________________________________________________________________________________________________

DAG 2 - 18 augustus

NORDMANN (Lift, ***½)
Met okselfrisse concertjes van ondermeer GoGo Penguin en TaxiWars verwelkomde PP vorig jaar voor het eerst een nieuwe generatie hippe jazzcats, en die lijn werd op de recentste editie wijselijk doorgetrokken met de komst van o.a. de Gentse Rock Rally finalisten Nordmann. We doen het viertal echter geen eer aan door hen enkel in het jazz vakje te proppen, want in de Lift kwamen ze bewijzen ook niet vies te zijn van soundtrackachtige avant blues, psychedelische fusion en hypnotiserende krautrock. Liefhebbers van Zappa en X-Legged Sally houden dus beter de aanstaande release van de tweede Nordmann schijf ‘The Boiling Ground’ nauwlettend in de gaten.

PARQUET COURTS (Club, ***½)
We vinden ze best wel charmant, die Amerikaanse indiebandjes die ongeacht hun gestaag groeiende populariteit het DIY principe hoog in het vaandel blijven houden, en dus maar zelf alle instrumenten het podium opsleuren en in de juiste (?) tune proberen te krijgen. Eén en ander maakte dat onze New Yorkse vrienden redelijk opgewarmd aan de start verschenen en dus meteen stevig op het gaspedaal konden duwen met uppercuts als “Borrowed Time” en “Master Of My Craft” uit hun weergaloze debuutschijf ‘Light Up Gold’ (‘12). Echter, net zoals op hun jongste plaat gingen Parquet Courts doorheen de set meer dan nodig op de rem staan en volgden er een paar dipjes die klonken als de flauwste B-kantjes van Pavement. Maar ach, volgende keer gewoon wat meer Feelies in de mix gooien, en alles is terug vergeven!

THE SHINS (Marquee, ***)
‘Heartworms’, de nieuwe schijf van The Shins, verdween dit voorjaar wel erg snel in de luwte. Hetzelfde kan gezegd worden van hun doortocht op Pukkelpop: de tussen licht psychedelische gitaarpop en experimentele americana laverende set ging bijna onopgemerkt voorbij aan de amper halfgevulde tent. De hoge aaibaarheidsfactor van frontman James Mercer en zijn wat té bombastisch klinkende band zullen daar wellicht voor iets tussen hebben gezeten, of misschien werden de radiohitjes “Phantom Limb” en “Simple Song” wat te lang opgespaard tot de finale. Beetje tragisch eigenlijk, dat onze aandacht pas na drie kwartier werd aangescherpt toen een flard van de Tom Petty evergreen “American Girl” kwam voorbij gewaaid in slotnummer “Sleeping Lessons”.

PERFUME GENIUS (Club, **)
In de categorie ‘meest opmerkelijke artistieke gedaanteverandering van het jaar’ nomineren we graag Mike Hadreas aka Perfume Genius. Helaas, driewerf helaas, want de schichtige zielepoot die ooit verscholen achter zijn piano in “Mr. Peterson” het relaas deed over de ongewenste intimiteiten door zijn weedrokende leraar is niet meer. In de plaats daarvan heeft Hadreas zich getransformeerd tot een performance artiest die met de sierlijkheid van een gecastreerde oerang-oetan korte minimalistische avant-popsongs uitbraakt. Volgende keer dan toch maar terug die zielepoot.

THE FLAMING LIPS (Marquee, ****)
De speciaal voor de gelegenheid gefabriceerde goudkleurige letterballon ‘Fuck Yeah Pukkelpop’ loog er niet om: de weirde bende uit Oklahoma city was maar wat blij om hun carnavaleske kunstjes nog eens te vertonen op een Belgisch festival. Het gevoel was wederzijds, want de ongekroonde koningen van de psychpop gimmick werden meteen als oude bekenden onthaald tijdens de met confetti ondergespoten über classic “Race For The Prize”. Een reusachtige opblaasversie van Yoshimi de roze robot? Een levensgrote witte eenhoorn die frontman Wayne Coyne door de meute liet paraderen? Yep, in de verkleedkoffer van de Lips stak weer heel wat fraais. En de muziek dan, hoor ik U denken? Wel ja, een schitterend zanger is de ontwapenende Coyne nog steeds niet, maar toch zorgde de sympathieke grijsaard weer voor een ferme krop in onze keel door vanuit zijn vertrouwde transparante ritsballon Bowie te saluteren met “Space Oddity”.

ELBOW (Marquee, ****½)
Wie na de opeenvolging van kille plensbuien wat onderkoeld was geraakt kon zich in de Marquee onmiddellijk verwarmen aan de pretoogjes van Guy Garvey, de getroubleerde teddybeer die na een solo uitstapje terug stevig aan het roer van Elbow staat. Uitgezonderd de moedige opener “The Birds” groeide elk nummer op de setlist uit tot een pastorale hymne, sinds kort mét assistentie van twee backing vocalistes die ook overweg konden met een viool. Tijdens downtempo evergreens als “Lippy Kids” en “The Bones Of You” had de volksmenner in Garvey de talrijke pogingen tot vocal harmonies zomaar uit het publiek te plukken, maar evengoed stond de kersverse vader even stil bij de tragiek in Barcelona. Elbow en België, het blijft een onklopbare combinatie.

NEWMOON (Lift, ****)
Na 10 jaar ploeteren in de marge kan dit Kempens vijftal haar ultieme droom om ooit een PP podium te halen voorgoed schrappen van de bucket list. Newmoon gooide zich dankbaar en onvoorwaardelijk in de strijd gewapend met breed uitwaaierende gitaren, een solide ritmetandem en een empatische frontman die graag dagdroomt bij de idee dat De Ideale Wereld een maakbaar iets is. We kunnen het alleen maar beamen: dit snedig setje was pijnlijk aan de nekspieren voor al wie Ride, Slowdive en A Place To Bury Strangers thuis in de platenkast heeft staan.

NICOLAS JAAR (Marquee, ***½)
Een vreemde eend is ook een eend. Het voormalige brein achter Darkside mocht zijn soundlab neerpoten in de Marquee, niet meteen een habitat waar experimentele ambient spielerei en afgekloven elektro goed gedijen. Soit, we gaven de meerwaarde zoeker in ons volledig vrij spel en waanden ons daardoor al vrij snel back in time op Pinkpop ’94 waar The Orb een eye-opening show gaf. Mooi compliment toch voor de 27-jarige Jaar, alleen de spacecake van toen ontbrak.

STUFF. (Club, ***½)
Wie door hippe recensenten tot meest opwindende Belgische live-act wordt gebombardeerd kan op onze aandacht rekenen, ook al moesten we ons daarvoor in een vlotjes volgelopen Club tent wringen. En ja, het virtuoze gezelschap heeft zijn reputatie niet gestolen. Neem nu de finesse en timing van Lander Gyselinck: het moet een afknapper zijn voor iedere amateur drummer om die gast aan het werk te zien en te beseffen hoe lang de af te leggen weg nog is. De vele tempowisselingen en scherpe bochten in de hoekige spacefunk en hyperkinetische fusion van STUFF. zijn niet onmiddellijk gesneden koek voor de radio, maar dat zijn Zappa, Material en X-Legged Sally ook niet dus vertoeft het frivole vijftal in uitstekend gezelschap.
_______________________________________________________________________________________________________________________________________________

DAG 3 - 19 augustus

STEAK NUMBER EIGHT (Marquee, ***½)
De sludge trots van Wevelgem (en ver daarbuiten) moest tiellijk (lees: om 6u ‘s morgens) uit de veren om uiteindelijk zo rond de middag onze laatste festivaldag op gang te trekken, en love it or hate it, maar deze Westvlaamse kopstoot kon tellen als wake up call. Vanachter zijn pornosnor schreeuwde frontman Brent Vanneste zijn frustraties de tent en de wijde wereld in, terwijl zijn moaten een wall of sound optrokken uit massief graniet zonder te vervallen in de vormloze geluidsbrij die genregenoten wel eens durven uitbraken. Steak Number Eight deed beire veel pijn aan onze dierbare trommelvliezen, en het was heerlijk!

CULTURE ABUSE (Lift, ***½)
De jongste aanwinst van Epitaph’s vermaarde punk stal voegt uiteraard niets wereldschokkends toe aan het genre, but who cares? Met hun compromisloos setje vintage punkrock flitsten de vijf Californische kerels ons zo terug naar het tijdperk waar Dead Boys en Richard Hell & The Voidoids alles en iedereen schuimbekkend op de korrel namen. Tegenwoordig heet het doelwit D.J. Trump, steevast voorzien van het voorzetsel ‘Fuck’ door mankende frontman David Kelling die met zijn bol buikje en fotocamera uit de kringwinkel rond de nek er nét dat tikkeltje minder gevaarlijk uitzag dan zijn soortgenoten uit het genre. De man liet zich op het eind zelfs van zijn meest openhartige kant zien: “If you got weed, we got money!”. Chokri’s narcotica brigade keek gewillig de verkeerde kant uit.

D.D DUMBO (Club, ***½)
Gastvrouw Ayco Duyster was al fan, en ook wij houden op z’n minst een gevoel van sympathie en bewondering over aan het ontwapenende setje van deze Australische singer-songwriter en milieuactivist die offstage als ene Oliver Hugh Perry door het leven gaat. Zijn avontuurlijke melting pot van 12-string psychedelische pop, wereldmuziek en Mali blues laat zich niet meteen in één vakje duwen: de ene keer kwam er een juweel van een popsong bovendrijven (“Satan”), maar even goed sprongen Perry en zijn drie metgezellen wat te kwistig om met die ingrediënten zonder dat de mayonaise echt pakte. Dat de stembanden van D.D Dumbo als bijna twee druppels water op die van Sting leken moet voldoende zijn om jullie nieuwsgierigheid te prikkelen en ’s mans vorig jaar verschenen debuut ‘Utopia Defeated’ alsnog een luisterbeurt te gunnen.

CAR SEAT HEADREST (Club, ****)
We love the 90ies ... Spoiler alert: we hebben het voor alle duidelijkheid niet over de jaarlijkse hoogdag der marginale wegwerppop. ‘Onze’ 90ies blijken als twee druppels water te lijken op wat de schijnbaar ongeïnteresseerde anti-ster Will Toledo op zijn zolderkamertje tegenwoordig bijeen schraapt als Car Seat Headrest. Toegegeven, zijn recept (een scheutje Sebadoh, een slokje Pavement, en een wolkje Weezer) is weinig vernieuwend, maar wel onweerstaanbaar voor een nieuwe verloren gelopen generatie slackers, nerds en indie kids. In de übercatchy single “Fill In The Blank” legt Toledo meteen de vinger op de wonde van vele youngsters “I’m so sick of fill in the blank. Accomplish more, accomplish nothing”. De Club raakte in vervoering, highlights als “Destroyed by Hippie Powers” en “Drunk Drivers/Killer Whales” werden bijna woord voor woord meegelipt als betrof het onvervalste Oasis anthems. Het stond in schril contrast met de introverte cool die Toledo en zijn drie makkers tijdens hun triomftocht wisten te bewaren: blik op oneindig, scherp geslepen gitaren in de aanslag en een wel heel erg abrupt einde zonder enig afscheidswoord. Eigenzinnige jongeren, geef ze toch een kans.

THE PRETTY RECKLESS (Marquee, *)
Sympathiek en opvallend was het wel, die “Give us back the Shelter” T-shirt actie opgezet door zware jongens en liefhebbers van het stevige werk die hun favoriete podium/toog combinatie in de uithoek van het festivaldorp voortaan moeten missen. De harde noten werden dit jaar dan maar gekraakt op andere podia, maar het New Yorkse post-grunge gezelschap The Pretty Reckless bewees in de Marquee dat zoiets niet zonder risico is. Indie kids kregen er plots een potsierlijke larger than life show in de maag gesplitst van een voormalige Gossip Girl actrice met foute Courtney Love fixatie gekoppeld aan drie stoere beren die zielloos gingen plunderen bij Soundgarden en Joan Jett: ja, het leven van een PP recensent kan hard zijn.

PREOCCUPATIONS (Lift, ****)
Het Canadese postpunk combo Viet Cong laat zich tegenwoordig afficheren als Preoccupations, een transformatie waarbij de experimenteerdrang van welleer een stukje terrein heeft verloren ten voordele van de conventionele popsong. De relatief lichtvoetige 80ies pastiche “Anxiety” werd nog breedlachend en zichtbaar ontspannen afgehaspeld, maar snel erna werd de fun factor ingeruild voor het hoogste dreigingsniveau. Zwartgallige synths en grimmige gitaren leidden het erg dun gezaaide publiek regelrecht richting “Death”, de apocalyptische afsluiter die maar nipt onder het kwartier afklokte. Viet Cong - Preoccupations: 1-1.

BADBADNOTGOOD (Club, ***)
Kendrick Lamar, Ghostface Killah, Earl Sweatshirt en Tyler The Creator zagen een weekendje Kiewit niet zitten. Jammer, want het dak van de Club tent zou er ongetwijfeld zijn afgegaan indien het Canadese nu-jazz quartet het podium had gedeeld met één van deze hiphop helden waarmee ze afgelopen jaren de studio zijn ingedoken. Drummer Alexander Sowinski nam dan maar de honeurs op zich om het publiek op te zwepen, iets wat zeker nodig was tijdens die paar momenten waar hij en zijn maats dreigden af te glijden richting pure improvisatie. Gelukkig trokken de virtuoze jazzcats nu en dan ook eens de kaart van spacefunk en triphop, waardoor ons eindverdict toch eerder neigt naar ‘GOODGOODNOTGREAT’.

AT THE DRIVE-IN (Marquee, ****)
Hier hadden we dus drie dagen lang naar uitgekeken. Hét moment waarop de makers van het inmiddels 17 lentes tellende ‘Relationship Of Command’ - de holy grail van de emopunk - nog eens een paar are Belgische bodem zouden komen verschroeien. De eerste seconden na de ontstuimige aftrap van “Arcarsenal” vallen amper te beschrijven: adrenaline levels én decibels gingen tegelijk in het rood zodat een mens er een beetje ongemakkelijk zou van worden. Elk optreden is een beetje oorlog voor ATDI, en in het heetst van de strijd moet subtiliteit het dan wel eens afleggen van intensiteit. De hoofdmoot was tegelijk geniaal en brutaal, maar even goed waren er momenten waarop alles dreigde te verzanden in een vormloze geluidsbrij. Geheel in lijn met de eigen traditie moest en zou de set een tikkeltje chaotisch eindigen. De makheid van het achteruit geslagen publiek zinde brulboei en kattesprong kampioen Cedric Bixler niet, en na jaren van mishandeling weigerde de gitaar van Omar Rodríguez herhaaldelijk alle dienst en werd uiteindelijk onzacht bij het restafval gekeild. Genoeg frustratie dus bij de Texanen om er na een meedogenloos “One Armed Scissor” voortijdig de stekker uit te trekken. Genieten tegen de pijngrens aan, het kon in de Marquee ook zonder SM pakje.

MOON DUO (Lift, ****)
“Pukkelpop, graag jullie aandacht voor de Nicole & Hugo van de psychedelische krautrock: hier is Moon Duo!” ... Heerlijk toch hoe AB baas Kurt Overbergh met één welgemikte oneliner vriend en vijand kan warm maken voor een obscure cultgroep uit San Francisco. Het duo in kwestie, Wooden Shjips gitarist Erik Johnson en zijn grote liefde Sanae Yamada, liet zich de verscherpte aandacht duidelijk welgevallen en bedankte met niets minder dan ‘a mindblowing experience’. Origineel was hun mix van elektronische drones en overstuurde fuzznoise zeker niet, daarvoor klonken de echo’s van Suicide, Spacemen 3 en Can immers te sterk door, maar al wie zich gewillig in trance modus liet wiegen maalde daar niet om. Moon Duo is een groep om te koesteren, want slechts weinigen komen zonder kleerscheuren weg met covers van “Jukebox Babe” en “No Fun”.

BAND OF HORSES (Club, ****½)
Zonder verwachtingen de tent in, en een uurtje later behoorlijk euforisch de tent terug uit: het zijn zondermeer de mooiste PP herinneringen. Band Of Horses maakte zijn beste platen in het vorige decennium en lijkt sindsdien aan een chronische vorm van artistieke bloedarmoede te lijden, dus dat deze bende uit Seattle het licht mocht komen uitdoen in de Club kan je bezwaarlijk een evidente keuze noemen. Al snel bleek het tegendeel waar: hier stond een groep die haar identiteitscrisis had bezweerd en met opgestroopte mouwen kwam bewijzen dat er nog geen grammetje sleet zit op de ijzersterke live reputatie. Toegegeven, de opwarmertjes lonkten nog wat té nadrukkelijk naar Grandaddy, maar daarna kozen Ben Bridwell & co resoluut voor de vlucht vooruit. Ongeschoren americana, punchy SubPop indie en emotioneel zwaar beladen countryrock: het werkte gewoon allemaal even aanstekelijk waardoor de alles-of-niets set van Band Of Horses gaandeweg de allures kreeg van een ware triomftocht. De tocht eindigde in een adrenalin rush én een regelrechte aanslag op de plankenvloer van de Club, want het helpt als je anthems als “The Great Salt Lake”, “Is There A Ghost” en “The Funeral” opspaart tot diep in de finale.

Last but not least, onze highlights top 10:

1. BAND OF HORSES
2. PJ HARVEY
3. STRAND OF OAKS
4. ELBOW
5. THE XX
6. CAR SEAT HEADREST
7. NEWMOON
8. INTERPOL
9. AT THE DRIVE-IN
10. MOON DUO
Plaats reactie