Pagina 1 van 1

PUKKELPOP 2015

Geplaatst: di 22 sep 2015, 12:18
door Guess Who s Ozzy
PUKKELPOP, Kiewit, 19-22 augustus 2015

Die Chokri toch. Dolenthousiast over de 30 lentes die Pukkelpop intussen achter de kiezen heeft besloot hij om ook al op woensdag schoon muzikaal volk -voornamelijk van eigen bodem- naar Kiewit te halen. Diezelfde 1+3 formule zou naar verluid ook gelden voor volgend jaar, waarmee Pukkelpop dus voorzichtig op weg lijkt om een vierdaagse te worden. Onze routeplanner stond pas op donderdag ingesteld, de neerslag van ons kritisch oor en gescherpt potlood lezen jullie hieronder.



DAG 2, 20 augustus 2015

CURTIS HARDING (Club, ***½)
Bio: Met 35 lentes op de teller en een verleden als backing vocalist en songwriter bij Cee-Lo Green kan je deze in Atlanta, GA residerende soulman bezwaarlijk een groentje noemen. Toch duurde het tot vorig jaar vooraleer ‘Soul Power’ het levenslicht zag, ‘s mans debuutschijf waarop vintage Southern soul een ferme schop onder de black ass kreeg vanuit r&b (lees: rhythm-and-blues) en garagerock hoek.
On stage: Harding en zijn drie maats serveerden soul zoals we die bij voorkeur graag op ons bord krijgen: zonder kleverige koortjes, maar met een gitaar die al eens mag soleren, kortom meer Stax dan Motown. Op plaat horen daar ook blazers en een Hammond bij, maar die zijn Harding’s band inmiddels ontvlucht waardoor de songs zonder franjes tot hun essentie werden gereduceerd. Covers lijken ons altijd een goed idee om een festivalset wat bij te kruiden met herkenbaarheid. Hulde aan Harding dat hij in deze zonder kleerscheuren weg kwam met “Ain’t No Sunshine” (Bill Withers) en “California Dreamin’” (The Mamas & The Papas).
Highlights: “Freedom” // “Surf” // “Keep On Shining”

PISSED JEANS (Shelter, ***)
Bio: Derde keer, goeie keer moeten deze vier Amerikaanse working-class heroes hebben gedacht toen ze na een veelbelovende start als The Gatecrashers en vervolgens Unrequited Hard-On uiteindelijk toch kozen om voortaan als Pissed Jeans door het leven te gaan. Sub Pop, hét Amerikaanse indie label bij uitstek, kan maar geen genoeg krijgen van hun averechtse grungepunk en verschaft de heren reeds een decennium lang onderdak.
On stage: Pukkelpop zonder deftige headliners? Ja, dat kan. Pukkelpop zonder een portie nihilistische noise? Nee, dat is er vér over. De grootste eer die je Pissed Jeans nu eenmaal kan bewijzen is om hen uit te schelden als bastaardzonen van The Jesus Lizard en The Melvins. Een losgeslagen ritmesectie die je regelrechte stompen in de maag wil verkopen, een gitaar die het liefst zo vlug mogelijk van haar snaren af wil, en een brulboei met spastische tiks: nee, een gezondheidswandeling werd het niet daar in de Shelter. Frontman Matt Korvette, in het echte leven nota bene een voorbeeldige verzekeringsagent, wou maar niet begrijpen waarom zo veel volk zich nu precies kwam vergapen aan zijn band terwijl toch bijna elke andere groep op Pukkelpop over betere looks en sound beschikt. Wij Vlamingen weten nu eenmaal valse bescheidenheid te appreciëren, daarom.
Highlight: “Bathroom Laughter”

MEW (Club, ***½)
Bio: Samen met Kashmir, The Raveonettes en Efterklang maakt Mew sinds begin deze eeuw deel uit van de crème de la crème van de Deense rockscene, maar daar houdt de vergelijking met voorgenoemde bands eigenlijk wel op. Hun ongrijpbare potpourri van progrock, indie en dreampop smaakte het best op de klassieke albums ‘Frengers’ (’03) en ‘And The Glass Handed Kites’ (’05) die hen in hun thuisland een karrevracht aan awards opleverden.
On stage: Negen jaar geleden stonden onze favoriete Denen ook al in de Club van PP, maar deze keer kregen we geen huiveringwekkende versie van hun magnum opus “Comforting Sounds” als apotheose. Enigszins begrijpelijk, want de groep wou toch vooral in de verf zetten dat ze na jarenlange afwezigheid met ‘+-‘ eindelijk nog eens een nieuwe plaat uit hebben. Elk van de 8 nummers leek wel een mini-symfonie waarin bosnimf Jonas Bjerre zich vocaal moeiteloos kon meten met Jon ‘Yes’ Anderson en Jónsi. Etherische sprookjes met weerhaakjes, ook ruim voor bedtijd houden we er wel van.
Highlights: “Special” // “Am I Wry? No” // “156”

CHARLES BRADLEY & HIS EXTRAORDINAIRES (Marquee, ****)
Bio: 24 oktober 1962: wie stond er toen op de tippen van zijn tenen in het Apollo Theater tijdens de live registratie van James Brown’s legendarische live album? Juist, een 14-jarige Bradley wiens leven daarna nooit meer hetzelfde zou zijn. Een leven dat beroepsmatig voor een groot deel werd ingevuld als kok en impersonator van Mr. Brown, totdat hij op een avond de baas van het retrosoul label Daptone Records tegen het lijf liep. Met 63 lentes achter de kiezen was Bradley’s debuutschijf in 2011 eindelijk een feit, en de rest geschiedenis.
On stage: We zijn er nog niet helemaal uit wie we na afloop nu eigenlijk de strafste vonden: Bradley of zijn Extraordinaries? Wie een net niet bleitende Bradley een opener als “Heartaches and Pain” hoort croonen, die weet meteen dat dit soort emoties gewoon niet te faken valt. The Screamin’ Eagle of Soul kneep zijn stembanden zodanig strak dicht alsof hij alle miserie en illusies van jaren life on the street in één keer uit zijn zwetende lijf wou persen. En wat dan te onthouden van His Extraordinaires, een bende jonge bleekscheten wiens retestrakke soulgroove nog meer zweet door de tent deed vloeien. Wie op de eerste rijen stond geposteerd kreeg er zoals gewoonlijk op ’t eind nog een groepsknuffel bovenop.
Highlights: “The World (Is Going Up In Flames)” // “You Put The Flame On It” // “Strictly Reserved For You”

LIANNE LA HAVAS (Club, ***)
Bio: Toegegeven, we zijn altijd extreem op onze hoede wanneer een zekere Prince zijn appreciatie voor een jonge collega laat blijken, maar in het geval van La Havas is er duidelijk meer aan de hand. Een jonge soulgriet die er niet alleen goed uit ziet maar ook nog eens haar eigen nummers pent én een stukje gitaar kan spelen? Kijk, dán heb je onze aandacht beet. Ook Chokri & co waren bij de les, want de Londense met Jamaicaans-Griekse roots mocht drie jaar na haar eerste doortocht opnieuw haar koffers pakken richting Kiewit.
On stage: Na haar succesvol debuut heeft La Havas klaarblijkelijk alleen maar zelfvertrouwen bijgetankt. De Club tent liet zich dan ook moeiteloos opvrijen door de zwoele soulpop die de 26-jarige sympathieke chanteuse en haar vijf makkers in een strak geregiseerde set hadden gestopt. Een tikje te gepolijst naar onze smaak, dat wel, maar in het gezelschap van een vertrouwde Grimbergen Dobbel wordt een mens al snel wat verdraagzamer. Apropos, hoorden we daar tijdens de meeste funky momenten geen echo’s van Meshell Ndegeocello doorklinken? We kennen slechtere referenties voor een artieste die momenteel de Engelse album charts aanvoert.
Highlights: “Unstoppable” // “Grow” // “Is Your Love Big Enough”

INTERPOL (Marquee, ****)
Bio: De postpunk revival die ons begin vorig decennium overspoelde mag dan wel een typisch Brits fenomeen zijn, toch werd de lont eerst aangestoken aan de andere kant van de grote plas door dit stel New Yorkse zwartkijkers. Op hun alom bejubelde debuutschijf ‘Turn On The Bright Lights’ (’02) slaagde Interpol er wonderwel in om tegelijkertijd retro (Joy Division, The Chameleons, The Smiths anyone?) én eigentijds te klinken. Het bleek een succesformule die op de daaropvolgende vier platen verder werd uitgediept, maar zelden of nooit meer de impact van de eersteling kon evenaren.
On stage: De strak-in-het-zwart dresscode, een zuinig belicht podium en de starre blik op oneindig van opperhoofd Paul Banks: de verrassing qua stage act mag er dan al wel een poos vanaf zijn, toch blijft Interpol een band die live moeilijk te betrappen valt op een minder moment. In tegenstelling tot generatiegenoten Editors cultiveren de New Yorkers nog steeds een soort afstandige cool die de live beleving enkel maar versterkt. Ook met de setlist zat het wel snor, want op een handvol songs na werd enkel uit de eerste twee platen geciteerd. Interpol mag dan al de laatste jaren creatief wat ter plaatse zijn blijven trappelen, maar stilstaan is in deze vooral niet achteruit gaan.
Highlights: “The New” // “All The Rage Back Home” // “PDA”

THE GET UP KIDS (Shelter, ***)
Bio: Echt kids kunnen ze zichzelf ondertussen al lang niet meer noemen als je weet dat deze bende emo/powerpoprockers uit Kansas inmiddels voor de vierde (!) keer op PP staan ter gelegenheid van hun 20th Anniversary Tour. In die tijd brachten ze ‘amper’ vijf platen uit die hen weinig grote roem hebben opgeleverd, maar achteraf gezien wel de template bleken te zijn voor het gladgeschoren wegwerpspul waar posterboy bandjes als Blink-182 vervolgens een ferme stuiver hebben aan verdiend.
On stage: Op het moment dat het Amerikaanse vijftal zich de ziel uit het lijf aan het spelen was stond de huidige generatie kids zich te vergapen aan de pregefabriceerde kunstjes van ‘headliner’ Linkin Park voor de Main Stage. De Shelter bleef hierdoor akelig leeg, maar de groep liet dat niet echt aan haar hart komen en trakteerde de fans op een fraaie bloemlezing uit hun back-catalogue waar terecht veel songs vanop hun beste plaat ‘Something To Write Home About’ (’99) tussen staken. Met een gevatte cover van “Beer For Breakfast” bekenden de heren bovendien maar al te graag dat ze nu en dan eens de mosterd zijn gaan halen bij The Replacements. We zijn er echt het hart van in: nu wordt er eens een volledig nummer aan onze hoofdredacteur gewijd, en dan is de man in kwestie in geen velden of wegen te bekennen.
Highlights: “Holiday” // “Action And Action” // “Stay Gold, Ponyboy”

DJANGO DJANGO (Club, ****)
Bio: Tijdens de dooie momenten tussen de lessen middeleeuwse literatuur en post-modernistisch beeldhouwen besloten deze vier voormalige studenten van het Edinburgh College of Art om in ’09 een indiebandje te beginnen. Uit hun titelloos debuut bleek een voorliefde voor o.a. Bo Diddley, The Beach Boys en The Beta Band, allemaal referenties die terug te vinden in de onwaarschijnlijke oorworm “Default”. Toen Chokri & co te horen kregen dat er afgelopen lente een tweede Django Django album zou verschijnen werd prompt een headliner slot in de Club gereserveerd.
On stage: Dat ook art school studenten een feestje kunnen bouwen hadden we enkel van horen zeggen, maar nu weten we het zeker. De aanstekelijke mix van psychedelische pop, hippe electronica en okselfrisse indiefolk maakte van Beck eerder al een wereldster, en ook Django Django doen er nu meer dan ooit hun voordeel mee. Stilstaan was dan ook geen optie bij de uitgekiende combinatie van uber catchy songs en neo-psychedelische visuals. Een artistiek verantwoord feestje, dat was het.
Highlights: “First Light” // “Storm” // “Default” // “Waveforms”

______________________________________________________________________________________________________________________

DAG 3, 21 augustus 2015

OSCAR (Main stage, *)
Bio: PP houdt naar eigen zeggen de vinger aan de pols van nieuwe en nog te ontdekken muziek, dus kon een NME New Band of the Week uiteraard niet ontbreken op de affiche. Eén van de 13 in een dozijn bandjes die op die manier van over het kanaal is komen overwaaien is Oscar, de éénmansband van de 23-jarige Londenaar Oscar Scheller wiens eerste muzikale brouwsels het predikaat ‘infectious lo-fi bedroom-pop’ opgekleefd kregen.
On stage: Een mens die vroeg uit de veren is om de eerste band van de dag op de Main Stage te spotten, het kan een primeur opleveren waar je achteraf flink mee kan opscheppen maar het kan evengoed al eens ferm tegenvallen. Neem nu Oscar, met de ‘O’ van onschuldig, ongevaarlijk en overbodig. Edoch, elk nadeel heb z’n voordeel, want nu kennen we tenminste de definitie van die fameuze ‘bedroom-pop’: slaapverwekkend geneuzel verpakt in futloze liedjes.
Highlight: Oscar die een akelige stilte als antwoord kreeg op de vraag waar ergens hij goeie chocolat kon kopen.

ALGIERS (Club, ****)
Bio: Maatschappijkritische bandjes kan je tegenwoordig op één hand tellen, de jeugd van tegenwoordig wil tenslotte alleen maar chillen met “Drank en Drugs” on constant rotation. Wat kort door de bocht zegt U? Wel, wij vlogen zowaar uit de bocht toen het titelloze debuut van Algiers een paar maanden terug op onze draaitafel belandde. Voor dit experimentele trio dat opgroeide in het zuiden van de VS -Atlanta, GA om precies te zijn- kent het gedachtengoed van Malcolm X en M.L. King maar weinig geheimen meer, maar minstens even straf als de boodschap is de muzikale verpakking. Met hun eclectische en beklijvende mix van gospel, soul, post-punk en electro is Algiers immers één van de weinige bands op PP die het predikaat ‘vernieuwend’ écht verdienen.
On stage: Hun zorgvuldig opgebouwde street credibility vertalen naar een soort rauw spiritualisme op het podium, dat bleek de voornaamste missie van Algiers. Aangevuld met het voormalige drumbeest van Bloc Party Matt Tong transformeerde het eigenzinnige trio zich tot een stel losgeslagen gospelpredikanten die de ene na de andere donderpreek de tent inspuwde. Toegegeven, dit was zware kost zo vroeg op de dag, maar wie bij de les bleef kwam echt wel ogen en oren tekort. De getormenteerde zwarte frontman Franklin James Fisher die samen met zijn blanke kompanen een vlammende negrospiritual inzette als intro van het toepasselijk getitelde “Black Eunuch”, een gitarist die zijn sixstring dissonant afranselde met een strijkstok, of een trits archieffragmenten uit historische toespraken die de pauzes tussen de nummers moesten opvullen: het zijn maar enkele impressies die de permanente staat van dreiging tijdens die 40 min durende confrontatie tussen band en publiek illustreren.
Highlights: “Black Eunuch” // “Blood” // “Irony.Utility.Pretext” // “Claudette”

BAD BRAINS (The Pukkelpop Album Sessions)
And now for something completely different. Even ontsnappen aan het festivalgewoel op een cultureel verantwoorde manier? Het kon dit jaar in de oude pastorij van Kiewit waar voor het eerst tijdens PP het populaire Classic Album Sundays event werd georganiseerd. Het concept? Onder leiding van vinyl junkie Colleen ‘Cosmo’ Murphy werden per festivaldag vier classic albums integraal onder de naald gelegd op één van de beste en duurste installaties op deze aardkloot (voor de audiofreaks: een McIntosh C2500 preamplifier + Sonus Faber Lilium speakers). Alles werd telkens ingeleid door een PP act of vriend des huizes voor wie de plaat in kwestie inmiddels de status van desert island album heeft bereikt. Wij gingen resoluut voor ‘I Against I’ (’86) van Bad Brains, voor deze gelegenheid voorgesteld door de Amerikaanse Afropunkers van HO99O9. Dit album was aanvankelijk enkel een mijlpaal in de progressieve hardcore scene rond hun thuishaven Washington DC, maar achteraf beschouwd blijkt het kleinood de eerste geslaagde poging tot cross-over. Voor onze jonge lezers: cross-over medio eind jaren ’80 betekende in wezen een potpourri van metal en funk, maar Bad Brains ging nog wat verder en kruidde het geheel af met reggae, hardcore en prog. De integrale ‘I Against I’ draaibeurt was niet enkel een onvergetelijke luisterervaring (oprichtster Murphy gebruikt niet voor niets de term ‘sonic oasis’), ook werd nog maar eens duidelijk waar latere en veel succesvollere bands zoals Living Colour, de Peppers en Faith No More de mosterd hebben gehaald.

FRANK CARTER & THE RATTLESNAKES (Shelter, ***½)
Bio: Tussen ’05 en ’11 fungeerde Frank Carter als brulboei in de Engelse hardcore punk band Gallows die met debuutschijf ‘Orchestra Of Wolves’ meteen een klassieker in het genre uitspuwde. Na zijn vrijwillige exit uit dat gezelschap leek de man even het spoor kwijt bij het vervolgproject Pure Love dat gevaarlijk dicht in de buurt kwam van tenenkrullende stadionrock. Het is hem allemaal vergeven, want Carter vond net op tijd de weg terug naar de spuwbak toen hij zich recentelijk omringde met The Rattlesnakes.
On stage: Je hebt frontmannen met tattoos en verder niks, en je hebt Frank Carter. De Britse bonenstaak valt niet enkel op door zijn niets minder dan impressionante body art, maar we verdenken hem er ook van over een bovengemiddelde longinhoud te beschikken. Een andere verklaring voor de vocale furie waarmee hij zijn drie Rattlesnakes het vuur aan de schenen legde kunnen we immers niet verzinnen. Gallows evenaren wordt moeilijk, maar het nieuwe spul geplukt uit de debuutschijf ‘Blossom’ bewijst wel dat de termen ‘melodieus’ en ‘hardcore’ niet per definitie elkaars tegenpolen hoeven te zijn. Dat Carter zich daarbij graag profileert als een alles en iedereen ophitsende driftkikker met Henry Rollins fixatie zien we bij deze graag door de vingers.
Highlights: “Juggernaut” // “Devil Inside Me” // “Fangs”

THE DISTRICTS (Club, ***½)
Bio: Vier jonge snuiters die in hun heimat amper de legal drinking age hebben bereikt maar toch al sinds ’09 gelden als één van de meest opwindende rockjonkies in en rond thuisstaat Pennsylvania. Ondanks hun groeiende populariteit blijven The Districts halsstarrig weigeren om de ruwe randjes van hun epische garagerock bij te schaven. Het heeft hen intussen een onderdak opgeleverd bij het greasy bluesrock en indie label Fat Possum Records dat hun tweede album ‘A Flourish And A Spoil’ met man en macht probeert te promoten aan de andere kant van de grote plas.
On stage: Toegegeven, The Districts maken weinig aanspraak op de prijs van meest originele indie bandje op PP. Op het hoogste toerental lonken ze naar de je m’en fous rammelrock waar The Libertines en The Strokes in hun begindagen nog écht het verschil konden maken, wanneer ze gas terug nemen komen My Morning Jacket en Band Of Horses in beeld. Anderzijds willen we niet gezegd hebben dat dit geen genietbaar setje was. Het was een plezier om eindelijk nog eens een bende jonge honden te zien die vol overgave een stomend potje rafelige indierock serveerde. Nu nog een beetje zelfgekweekte kruiden in dat recept verwerken, en we komen gegarandeerd terug voor het dessert.
Highlights: “Peaches” // “Young Blood” // “Chlorine”

GAZELLE TWIN (Wablief?!, ***½)
Bio: Als ze vanuit haar Engelse thuisbasis Brighton niet aan de slag is als producer of remixes in elkaar knutselt van o.a. John Foxx dan mag je er van op aan dat Elizabeth Bernholz zich aan het uitleven is met haar eigen studioproject Gazelle Twin. Als prominent lid van het ‘Anti Ghost Moon Ray Arts Collective’ liggen artpop en avant-garde haar nauw aan het hart, en zeker voor wie een zwak heeft voor weirde bliepjes is haar laatste worp ‘Unflesh’ een hebbeding.
On stage: Naar aanleiding van de 30 kaarsjes die Chokri trots in de Pukkelpop verjaardagstaart mocht prikken kreeg ene Mauro carte blanche om op dag 2 een festivalprogramma in elkaar te boksen in de Wablief?! tent. In het geval van Mauro spreken we in feite beter over het samenstellen van een rariteitenkabinet, zo eentje waarin Twin Gazelle een schoolvoorbeeld van perfecte casting bleek te zijn. Op een in de hoek verscholen knoppendraaier na had Bernholz de stage voor zich alleen, en al snel bleek waarom. Verscholen achter een steriel masker leefde Bernholz zich uit in een soort avantgardistische balletoefening die mijn psychiater misschien zou interpreteren als schaduwgevechten met onzichtbare demonen, maar in muzikale kringen eerder performance art wordt genoemd. Het geheel werd voorzien van een claustrofobische soundtrack waar dubstep, EBM en kale soundscapes door de mangel werden gehaald. Fans van Laurie Anderson, The Knife, Fever Ray en de zotste capriolen van Björk hadden hier wellicht een vette kluif aan.
Highlights: “Anti Body” // “Belly Of The Beast” // “Guts”

OUGHT (Club, ****)
Bio: In hun beginjaren had het uit Montreal, Quebec afkomstige viertal Ought veel weg van een communion band naar het voorbeeld van Andy Warhol’s The Factory. Niet alleen deelden de groepsleden dezelfde flat en waren ze wel eens party crashers op elkaars feestjes, ook hun respectievelijke muziekcollecties vertoonden opvallend veel overeenkomsten. Hun voortreffelijk debuut ‘More Than Any Other Day’ (‘14) is gemaakt op maat van college kids die van hun ouders straffe verhalen hebben gehoord over Talking Heads, Television en The Feelies, maar zelf toch liever dwepen met een fris jong DIY bandje als Ought.
On stage: De vier Canadezen hadden aan de waanzinnig strakke intro van “Pleasant Heart” genoeg om de toon te zetten voor de rest van hun wervelende set. Ondanks Ought’s vrij korte staat van dienst is hun handelsmerk instant herkenbaar: een kregelige gitaar die zich via tal van tempowisselingen in allerhande U-bochten wringt, de aan Mark E. Smith refererende nasale stem van de flinterdunne frontman Tim Darcy én de subtiele keyboards van Matt May. Amper 7 nummers stonden er op het menu die elk vlotjes de kaap van de zes of zeven minuten overschreden, wat maakt dat Ought een allesbehalve typische indie band is. Officieel ziet hun tweede albumworp ‘Sun Coming Down’ pas ergens midden september het levenslicht, maar toch had het vooruitziende Canadese gezelschap al een try-out van drie nieuwe nummers in petto. Meest in het oog springend daarbij was “Beautiful Blue Sky”: zo ongeveer moet het resultaat geklonken hebben na een nachtje in het repetitiehok met Television en The Fall. “I’m no longer afraid to die, because that is all that I have left” sneerde Darcy telkens weer in dat nummer. Stoppen op het moment dat de weg naar eeuwige indie roem definitief open ligt? Ach meneer, een bevlieging die zo overwaait, meer is het niet.
Highlights: “Pleasant Heart” // “The Combo” // “Beautiful Blue Sky” // “Today, More Than Any Other Day”

THE GERMANS (Wablief?!, ***½)
Bio: Een Belgisch vijftal dat experimentele pop en noise door de mangel haalt én dwars van alle trends absoluut niet geïnteresseerd lijkt in enige radio airplay? Ja, dát is natuurlijk koren op de molen van Mauro die deze vanuit Dikkelvenne naar Gent overgewaaide halve finalisten van Humo’s Rock Rally editie 2004 maar wat graag op zijn verlanglijstje aanvinkte als curator van de Wablief?!
On stage: Wie The Germans ooit al op de planken zag staan kan getuigen dat improvisatie geen vaag begrip is bij deze Gentenaars, maar wat het onconventionele gezelschap in de Wablief?! tent neerzette durven we bestempelen als het absolute summum van hun kunnen. De voortekenen waren alleszins gunstig: het jongste Germans album ‘Are Animals Different’ huisvest één nummer dat afklokt op 39 min en 50 sec, en van Mauro kregen ze welgeteld 40 min om het publiek in de Wablief?! dé sonische trip van hun leven te bezorgen met dat ene fameuze nummer. Van sinistere psychedelica over kosmische ambient soundscapes, Oosterse percussie, averechtse dubstep en downtempo krautrock naar monotone mathrock als zinderend orgelpunt: thuis in je luie zetel haal je gegarandeerd de finale niet, maar in Kiewit voelde nagenoeg niemand de onweerstaanbare drang om de tent te verlaten en -ik zeg zo maar iets- Passenger uit te checken op de Main Stage. Oh ja, en dan hadden we bijna nog met geen woord gerept over de drie bodypaint kunstenaars op het podium wiens gladde witte lijven en suggestieve balletkunstjes de trip ook visueel aantrekkelijk maakte. Na afloop van deze trip naar het onderbewustzijn van The Germans hebben we de wetten van de fysica zelden zo hard gevoeld: what goes up, must come down.
Highlight: “Are Animals Different”

COURTNEY BARNETT (Club, ****)
Bio: Opvallend veel mooi volk uit downunder kreeg dit jaar een uitnodiging in de bus van Chokri & co, en wat ons betreft is de 27 lentes tellende Courtney Barnett de meest klinkende naam in die delegatie Aussies. In haar jonge jaren kregen Barnett’s songschrijverstalent én gitaarspel ruim de tijd om te rijpen in allerhande weinig beduidende bandjes zoals het garage grunge gezelschap Rapid Transit en het psych/country combo Immigrant Union vooraleer ze besloot om in ’12 resoluut voor eigen rekening te gaan. Eén en ander resulteerde in de oprichting van haar eigen Milk! Records label, een aantal bejubelde indierock EPs en uiteindelijk een debuutschijf van formaat ‘Sometimes I Sit and Think, And Sometimes I Just Sit’ die gewoon geboren is om in elk zichzelf respecterend eindejaarslijstje op te duiken.
On stage: De toestroom richting de Club tent loog er niet om. Barnett ligt goed in de markt bij zowel StuBru als Radio 1, en daar zullen de weinig verhullende referenties naar andere acts in de categorie gitaarspelende-vrouwen-met-nonchalante-aanblik-uit-de-90ies (zie ook o.a. Liz Phair en Juliana Hatfield) wellicht niet vreemd aan zijn. Dat haar muzikale aanpak dus niet écht vernieuwend kan worden genoemd, daar zijn we het over eens, maar wat van Barnett toch een regelrechte aanwinst maakt is de ongedwongen cool in haar zegzang stem, het verheffen van alledaagse observaties tot bescheiden levenslessen in haar lyrics, én haar rauwe gitaarspel. Al die puzzelstukken vielen het best op hun plaats in “Small Poppies”, dat ene nummer waarbij ze samen met haar ritmetandem de platgetreden paden van de catchy indierock voor één keer verliet richting psychotische bluesrock. Er zijn er steeds minder, maar Barnett is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid wellicht één goede reden om volgend jaar toch naar Werchter af te zakken.
Highlights: “Pedestrian At Best” // “Small Poppies” // “An Illustration of Loneliness (Sleepless in New York)”

FFS (Marquee, ****½)
Bio: Twee bands die (even) fusioneren tot één, het verkleint niet enkel (even) de ecologische voetafdruk van de muziekindustrie maar het zorgt bovendien ook voor wat extra zuurstof bij bands die even wat creatief uitgeblust zijn. Zo bleek de laatste worp van Franz Ferdinand maar een pluimgewicht vergeleken met het eerdere werk van de sympathieke Schotten, en hebben we in dit decennium ook maar weinig of niets van enig muzikaal belang meer vernomen van de Amerikaanse broers Ron en Russell Mael, oftewel Sparks. Het helpt bovendien dat beide groepen in kwestie zelfverklaarde fans zijn van elkaars back catalogue, dus bleek de mathematische samensmelting tot FFS enkel een kwestie van agenda’s op elkaar afstellen, in het geniep nummers uitwisselen, en tenslotte een erg fraaie debuutschijf uit de hoed toveren.
On stage: Gelegenheidsprojecten en supergroepen, zo zijn er in het recente verleden wel een aantal gepasseerd in Kiewit. Them Crooked Vultures (Josh Homme + Dave Grohl + John Paul Jones), Radikal Slave (Mauro + Buscemi), Broken Bells (Danger Mouse + Shins frontman James Mercer): klinkende namen die samen allemaal wel iets boeiends deden, maar zelden met een onvergetelijk resultaat. Aan die ongeschreven wetmatigheid komt nu een eind met FFS die de Marquee tent in geen tijd omtoverden tot een pop-up danstempel waar je al Geert Bourgeois moest heten om stil te blijven staan. Theatrale artpop, campy disco en funky indierock, het werkte gewoon allemaal dankzij het aanstekelijke enthousiasme van de androgyne Russell Mael en de gekende bariton van Alex Kapranos. We trappen een open deur in door te stellen dat het speelplezier van het tentzeil droop, temeer er naast FFS nummers ook campy herwerkingen van Franz Ferdinand en Sparks evergreens in de set staken. FFS sloot de deuren van de keet met het nummer dat ze eigenlijk als 10 jaar in de kast hadden liggen en de relativiteit van hun succes perfect verwoord: “Piss Off”. De wishlist van Schueremans voor volgend jaar begint inmiddels al aardig aan te dikken.
Highlights: “The Man Without A Tan” // “Collaborations Don’t Work” // “Call Girl” // “Michael” // “This Town Ain’t Big Enough For The Both Of Us”

THE GASLIGHT ANTHEM (Marquee, **)
Bio: Jammer maar het is niet anders: sommige bands kunnen echt niet kiezen. We lezen in de bio van dit gezelschap dat ze een jaar of tien geleden geboren zijn in de punkscene van New Jersey, terwijl ze thuis heimelijk naar platen van Bruce Springsteen luisterden. Geen van beide inspiratiebronnen heeft uiteindelijk de bovenhand gehaald, maar dat bleek enig succes allerminst te hypothekeren. Een stuk of vijf albums in de running blijkt The Gaslight Anthem uitgegroeid tot een goed geoliede rockband die dankzij het afvijlen van de scherpe randjes ook in Europa middelgrote concerttempels vlotjes doet vollopen.
On stage: Misschien kregen we één en ander toch wel verkeerd voorgespiegeld door FFS, en is het leven in de praktijk allerminst een pretje. Teddybeer-tegen-wil-en-dank Brian Fallon en zijn vier maats hebben dat maar al te goed begrepen, alleen, waar waren de songs die écht geloofwaardig getuigen over de dagdagelijkse miserie en overlevingsdrang in the American Heartland? In plaats daarvan kreeg het publiek een carriére overspannende selectie van steriele blue-collar rock voorgeschoteld die gemaakt is voor het soort stadions waar Foo Fighters sinds enige jaren kind aan huis zijn. Zijn we rouwig omdat de groep inmiddels heeft aangekondigd om voor onbepaalde tijd de gitaren aan de wilgen te hangen? Beluister hun (we wikken onze woorden) ‘interpretatie’ van “The House Of The Rising Sun” die ze zonodig ook in Kiewit moesten ophoesten, en oordeel zelf.
Highlights: “45” // “The ’59 Sound”

GOAT (Wablief?!, ****)
Bio: Het leven van een recensent is soms bedrieglijk eenvoudig. Neem nu het Zweedse gezelschap Goat, waarvan we verder enkel kunnen melden dat de eerste reïncarnatie van de groep 30 tot 40 jaar geleden ontstond in het voornamelijk door voodoo worshippers bevolkte dorpje Korpilombolo. Namen en gezichten van bandleden blijven verhuld in een waas van mysterie, en hetzelfde kan worden gezegd over hun epische cocktail van wereldmuziek en West Coast psychedelica. Vreemde geit in de bijt of niet, het Amerikaanse SubPop label bleek voldoende gecharmeerd om het jongste Goat werkstuk ‘Commune’ wereldkundig te maken.
On stage: Na de doortocht van The Germans bleek onze laatste afspraak met het experimentele discours van Mauro in de Wablief?! qua muzikale trip de alles overtreffende trap. Louter en alleen al visueel was dit een sterk geregisseerd totaalspektakel waarbij de voodoo maskerade van de zeven groepsleden, de kwistig geprojecteerde vloeistofdia’s en de traditionele danspasjes van de twee zangeressen als stukken van een veelkleurige puzzel perfect op hun plaats vielen. En het uitzinnige publiek, wel dat wou koste wat kost het einde halen van deze door hypnotiserende percussie en acid rock aangedreven tribal gathering. Enig minpuntje was dat een wild overstag gaande Mauro nergens te bekennen was, maar ach, de man had toen mogelijks al de handen vol om zijn collega Evil Superstars nog tot zaterdagnamiddag in het gareel te houden.
Highlights: “Words” // “Goatman” // “Gathering Of Ancient Tribes”

_____________________________________________________________________________________________________________________

DAG 4, 22 augustus 2015

POND (Club, ****)
Bio: Oudere PP gangers opgelet, het betreft hier niet de creatieve heropstanding van het gelijknamige Amerikaanse fuzzrock trio dat in de 90ies een beetje furore maakte tijdens de nadagen van grunge gekte. Nee, deze Pond komt overgevlogen vanuit Perth, Western Australia en huisvest met gitarist Nick Allbrook en drummer Jay Watson twee (voormalige) leden van de meest gepushte band van 2015, Tame Impala. En meteen komt elke beetje muziekkenner er moeiteloos achter dat de ‘P’ in Pond staat voor ‘psychedelica’ en ‘pop’.
On stage: Pond lijkt één van die zeldzame groepen die op het moment dat de doordeweekse ambtenaar aan zijn klokvaste lunchbreak toe is al met ongelooflijk veel goesting en branie op het podium staan. Bovendien bestaat het frivole viertal uit stuk voor stuk virtuoze muzikanten die op ingenieuze manier flarden dreampop, progrock en spacefunk integreren in hun neo-psychedelische basisformule alsof het niets is. De titel van de song in kwestie ontglipt ons even, maar er was zelfs een moment in de set waarop we in een kortstondig auditief visioen pakweg King Crimson, MGMT en Beach House hoorden rommelen in elkaars repetitiehok. En wat hebben we vandaag geleerd Chokri? Wel euh, dat het preventieve drugsbeleid op PP publiekelijk heeft gefaald, met oprechte dank aan Pond.
Highlights: “Waiting Around For Grace” // “Don't Look At The Sun Or You'll Go Blind”

TOXIC SHOCK (Wablief?!, ***½)
Bio: Antwerpse thrashmetal bands en integere politici: je veronderstelt ergens wel dat ze bestaan, maar er in 1-2-3 een naam op kleven is een uitdaging. Voor alle duidelijkheid, Toxic Shock behoort tot de eerste groep en hun ster is rijzende. Wally, PC, DK, White en Wotte voor de vrienden verzekerden zich o.a. door een split 7’’ release met hun Amerikaanse genregenoten Iron Reagan intussen van behoorlijk wat buitenlandse aandacht, én kleurden dit jaar de affiche van Groezrock.
On stage: Wat Mauro deed op vrijdag mocht Meuris nog eens overdoen op zaterdag: een ganse festivaldag lang zijn eigenzinnige goesting programmeren in de Wablief?! tent. We verdenken de hyperkinetische Limburger van veel goed en kwaad, maar niet dat hij The Dead Kennedys, Black Flag, Suicidal Tendencies en D.R.I. thuis of onderweg regelmatig heeft opstaan. Want ja, zó klonk dit vijftal uit ’t Stad wel. Het hielp alvast dat wij bovengenoemde bands regelmatig eens een draaibeurt gunnen om van deze oerdegelijke portie oldskool-hardcore-met-een-scheut-thrash te genieten, zeker als er eensklaps een Bad Brains cover (daar zijn ze weer) uit de losse pols wordt geschud en in “PMA” (Police Malfunction Attitude) de politiezone Hazodi te kakken wordt gezet. Besluiten doen we graag door ons welgemeend respect te betuigen aan de duchtig heen en weer marcherende frontman Wouter 'Wally' Verhaegen: de man kreeg vorig jaar nog een kanker diagnose te verwerken, maar zette in Kiewit toch maar mooi de beste cameo van een jonge Henry Rollins neer die we in jaren hebben gezien. Het opschrift ‘Not Afraid’ op zijn shirt mag dan wat vrijpostig ogen, in dit geval was de waarheid nooit dichterbij.
Highlights: “PMA” // “Monday Is Cancelled”

BENJAMIN BOOKER (Club, ***)
Bio: Hoezo, de jeugd kent haar klassiekers niet meer? Deze 26-jarige zwarte bluesjongen alleszins wel, getuige het feit dat T. Rex, The Gun Club en Blind Willie Johnson regelmatig terugkerende antwoorden zijn wanneer in interviews naar diens inspiratiebronnen wordt gepeild. Het is bovendien allesbehalve een handicap dat de vanuit New Orleans opererende Booker goede maatjes is met Jack White, wat o.a. heeft geresulteerd in een paar redelijk straffe gezamenlijke jamsessies én een live plaat (vinyl only uiteraard) uitgegeven door White’s befaamde Third Man Records.
On stage: Net als White is Booker geen spraakwaterval op het podium, maar waar zijn buddy dat doorgaans ruimschoots weet te compenseren door een breed muzikaal spectrum af te tasten viel Booker door zijn eenzijdige aanpak aanvankelijk wel wat door de mand. Geruggesteund door een powerhouse ritmesectie werkte de Amerikaanse belofte zich in een ijl tempo door een resem rauwe punky rockabilly en garageblues songs die net iets te snel inwisselbaar begonnen te klinken. Maar kijk, toen Booker overschakelde op een doorleefde interpretatie van de ruim één eeuw oude jazz/folk/bluegrass standard “Li'l Liza Jane” werden we al wat milder in ons oordeel. De jeugd kan niet zonder klassiekers, quod erat demonstrandum.
Highlights: “Violent Shiver” // “Li’l Liza Jane”

VIET CONG (Club, ****½)
Bio: Achteraf is het makkelijk praten, maar deze vier Canadezen zijn de eerste om toe te geven dat ze iets meer subtiliteit aan de dag hadden kunnen leggen bij het verzinnen van een band naam. Soit, geen kat kon voorspellen dat de nieuwe groep die verrees uit de as van het gevierde indie gezelschap Women in no time zou uitgroeien tot één van de meest gehypte bands van 2015. We weten al langer dat hypes in muziekland verdacht veel gemeen hebben met verkiezingsbeloftes, maar gun de titelloze debuutschijf van dit artrock kwartet toch maar een paar luisterbeurten om nadien vast te stellen dat een eindejaarslijstje zonder Viet Cong niets minder dan een schromelijke vergissing zou zijn.
On stage: Was Viet Cong dit voorjaar reeds outstanding in De Kreun, dan dient hun doortocht in Kiewit als gewoonweg verbluffend te worden bestempeld. Merkwaardig toch, dat de zeven songs die het talrijk aanwezige publiek in de Club voor de kiezen kreeg -waarvan net geen half dozijn uit die fameuze debuutplaat- makkelijk afkomstig konden zijn van evenveel verschillende bands. Terwijl de eerste splinterbom “Silhouettes” het beste van Joy Division en Bloc Party liet opborrelen ging “Bunker Buster” eerder grasduinen in de erfenis van Shellac en Bauhaus. Viet Cong’s ‘arty’ gehalte bereikte een hoogtepunt in “March Of Progress” waar achtereenvolgens een flard uit de Warp catalogus, The Beach Boys en The Shins met de nodige branie aan elkaar werden genaaid. Piéce de resistance was ook nu weer de ijzingwekkende afsluiter “Death”, een epische brok nowave noiserock die als een langzaam tot eruptie komende vulkaan na een kwartier afklokte. Zoveel artistieke vrijheid bleef natuurlijk niet zonder gevolgen. Een deel van het publiek trok voortijdig naar de toog, met of zonder het besef dat ze in de persoon van Mike Wallace hier net de beste drummer van PP15 aan het werk hadden gezien.
Highlights: “Silhouettes” // ”March Of Progress” // “Bunker Buster” // “Continental Shelf” // “Death”

CONDOR GRUPPE (Wablief?!, ***½)
Bio: Stijn Meuris heeft de reputatie om een veeleisende frontman te zijn, maar tegelijkertijd biedt het ook zo voordelen als je op de loonlijst van diens groep prijkt. Neem nu Kris Delacourt, een erg getalenteerde muzikant die niet enkel op commando van de Limburgse wereldburger gitaar & toetsen verzorgt, maar ook zijn ding doet bij Condor Gruppe. Dat Meuris de touwtjes in handen had om de Wablief?! een ganse dag lang te vullen met talent van eigen bodem was dan ook niets minder dan een mooie opportuniteit voor dit exotisch klinkende gezelschap uit Antwerpen om in het jaar van hun bescheiden doorbraak één van ’s lands grootste festivals aan hun erelijst toe te kunnen voegen.
On stage: Met zeven man was het podium aardig gevuld, en ja, die bleken echt wel allemaal nodig om de weelderig aangeklede nummers van Condor Gruppe ook live aan de man te brengen. Van enige muzikale navelstaarderij kon je dit Antwerps gezelschap overigens moeilijk beschuldigen: met spaghetti westernmuziek à la Morricone, John Barry soundtracks, surf, worldbeat, psychedelische jams en krautrock kwamen ingrediënten vanuit een trits verschillende genres aangewaaid. Let wel, hier stond geen inderhaast bijeengeraapt filmorkestje die de videoprojecties met fragmenten uit obscure B-films ter plaatse van een soundtrack kwamen voorzien. Neen, Condor Gruppe bleek live een ferm uit de kluiten gewassen retrorockband met beide voeten in het nu.
Highlights: “Ondt Blood” // “Dusty Fingers”


THE WAR ON DRUGS (Main stage, *****)
Bio: Na de ellenlange tour ter promotie van het tweede War On Drugs album ‘Slave Ambient’ (’11) zat frontman Adam Granduciel met een langdurige post-adrenalin homecoming blues opgescheept. De Amerikaan besloot om niet gewoon thuis te zitten kniezen maar schreef in vier verschillende steden ‘Lost In The Dream’ bij elkaar, een plaat waarvan al snel duidelijk werd dat ie een modern classic zou worden. Check de end-of-year lijstjes van vorig jaar en probeer het tegendeel te bewijzen.
On stage: Weinig bands slagen erin om binnen de 12 maanden te promoveren van de bescheiden Club naar de Main stage op PP, én dan en passant nog eens het beste optreden van de volledige driedaagse te serveren. Waarom deze doortocht van Granduciel & co nog meer vonkte dan vorig jaar hoor ik U vragen? Wel, omdat ‘Lost In The Dream’ zich best laat vergelijken met een cuvee die na een jaartje on the road inmiddels volledig uitgerijpt is. De epische grandeur van de songs, de zelfzekere Dylan-on-speed personificatie van Granduciel, en de ongelooflijk hechte groep met de trefzekere motorik krautrock beat van drummer Charlie Hall als kloppend hart: kortom, geen enkele andere band op PP15 kwam zo akelig dicht bij de perfectie.
Highlights: “Under The Pressure” // “An Ocean In Between The Waves” // “Burning” // “Red Eyes” // “Disappearing”

EVIL SUPERSTARS (Marquee, ****)
Bio: Luc Nilis, Regi, én Evil Superstars: allen hebben ze Heusden-Zolder ooit op de wereldkaart gezet wegens bepaalde verdiensten waarover de meningen nogal uiteen liggen. Over één zaak betreffende de Superstars zijn de meeste van onze bronnen het echter wel eens: dit zijn met voorsprong de meest weirde winnaars ooit van Humo’s Rock Rally (editie ’94 alweer), die bovendien met Mauro Pawlowski en Tim Vanhamel twee van de kleurrijkste muziekambassadeurs van ons landje hebben gebaard. Erg uiteenlopende figuren, dat wel, maar samen 30 PP kaarsjes komen uitblazen op een boogscheut van hun heimat, kijk dat vonden ze nu eens wel een leuke uitdaging.
On stage: Intussen weten we al beter (zie o.a. de uitstekende affiche van Sonic City), maar de doortocht van Evil Superstars in de meest ‘succesvolle’ bezetting (Pawlowski - Vanhamel - Vandebroek - Requilé - Schroyen) werd door velen geanticipeerd als dé eenmalige reunie van het jaar. Eén en ander leverde de grootste media aandacht op waarvan Mauro & co ooit hebben mogen proeven, ja zelfs Marcel Vanthilt werd uit zijn Villa opgetrommeld om het vijftal met laaiend enthousiasme aan te kondigen. Nagenoeg niemand was zo naïef om een soort ‘best of’ van de Limburgers te verwachten, maar tussen alle gekte in kregen we toch de intro van “Satan Is In My Ass” en een witheet “B.A.B.Y.” als herkenningspunten geserveerd. En voor de rest? Een eigenzinnige selectie outtakes, B-kantjes en albumtracks waarbij de rauwe avant-blues van Captain Beefheart en een opgefokte Queens Of The Stone Age in overdrive al snel de overhand kregen. Alsof dat nog niet weird genoeg was kregen we video animaties met o.a. acrobatisch bewegende vrouwenbenen en doodshoofden, twee items die je ook wel eens op planeet Evil aantreft. Wacht, zei daar iemand ‘planeet’ zoals in “It’s A Sad Sad Planet”? Juist, die gedroomde afsluiter zorgde in de Marquee voor een uniek sing-along moment waar de generale repetitie van het Nationaal Zangfeest alleen maar kan van dromen.
Highlights: “1.000.000 Demons Can’t Be Wrong” // “Good News For Women” // “Darkagedisco” // “It’s A Sad Sad Planet”

TIGA (Dance Hall, ***½)
Bio: De meningen liggen wat uiteen over de rol van Tiga James Sontag in de geschiedenis van de dance. De één vindt hem een ordinaire copycat, terwijl de ander hem als niets minder dan een pionier bestempeld. Dan maar terug naar de feiten, die leren ons dat de Canadees begin jaren ‘90 zowat eigenhandig de acid house in zijn thuisland importeerde, er de allereerste rave parties organiseerde én één van de eerste lokale techno platenzaken opende. Intussen kennen chillers aller landen Tiga als DJ, remixer, producer, vriend van de Dewaele Bros. én trotse maker van vette electrohouse schijven als ‘Sexor’ (’06) en ‘Ciao!’ (’09).
On stage: Erg ‘Hot in Here’ was het toch niet in de bijna lege Dance Hall toen Tiga en zijn collega knopjesdraaier de eerste beats afvuurden. Maar wat wil je, het imago van de stijlvol gecoiffeerde Canadees in maatpak refereert dan ook sterk naar Gary Numan en John Foxx, twee onvervalste 80ies electropop iconen die hun beste werk afleverden in een periode toen van de gemiddelde Dance Hall bezoeker op PP nog geen DNA spoor te bekennen was. Ook qua sound knipoogt Tiga nog steeds erg nadrukkelijk naar dat decennium, dus kan je beslist van een uitdaging spreken wanneer je als prille veertiger tussen jong geweld als Gorgon City en Wilkinson staat geprogrammeerd. Geen nood, de tent liep geleidelijk aan toch redelijk vol toen bleek dat je ook op de tonen van campy en afgeborstelde electrohouse zoals het onlangs samen met Boys Noize ingeblikte “100” een feestje kan bouwen. Grappig trouwens om te zien hoe een deel van het jonge volkje plotseling een aha-erlebnis ervaring kreeg toen “Sunglasses At Night” (’01) weerklonk. Amai, is die gast al zó oud?
Highlights: “Bugati” // “100” // “Shoes”

TAME IMPALA (Marquee, ***)
Bio: Net als Pond is Tame Impala van Australische makelij en worden ze gemakkelijkheidshalve in de neo-psychedelische hoek gestopt. In tegenstelling tot eerstgenoemde band is Tame Impala eerder een eenmans-studioproject, ontsproten aan het brein van de bangelijk perfectionistische Kevin Parker. Debuut ‘Innerspeaker’ (’00) zorgde dankzij de spacy mixkunsten van David Fridmann (ex-Mercury Rev) meteen voor een wereldwijd auditief orgasme, en alhoewel de gitaren intussen wat op de achtergrond waren geraakt kaapte ook opvolger ‘Lonerism’ (’12) vlotjes een aantal prijzen mee. Behalve indien U deze zomer op planeet Mars heeft doorgebracht is het genoegzaam bekend dat Parker intussen ook het bestaan van aalgladde disco heeft ontdekt, dat Tame Impala’s nieuwste worp ‘Currents’ heet en dat iedere hipster dit dé plaat van het jaar hoort te vinden.
On stage: U merkt het al, met enige reservaties trokken we de tjokvolle Marquee tent in, maar middels de pompeuze opener “Intro” werden we toch al onmiddellijk op ons gemak gesteld. “Intro” is niet echt een nummer vanop ‘Currents’, maar in een uitgesponnen versie die status wel waardig én vooral één van de zeldzame keren dat Parker effectief de gitaar beroerde om de door synths opgetrokken wall of sound met wat extra punch te behangen. Ook de selectie uit de eerste twee platen was best genietbaar, ook al staken ze in een nieuwe outfit waarvan alle uitgerafelde draadjes netjes waren weggeknipt. Wanneer materiaal uit ‘Currents’ werd opgedist duurde het echter niet lang vooraleer Parker en zijn vier metgezellen vervelden tot een popgroep die disco, r&b en synthpop tot kunst probeerden te verheffen. Een zeldzame keer lukte dat aardig, zoals tijdens “Let It Happen”, maar meestal gleed de fusie tussen disco en psychedelica pijnlijk uit over zijn eigen oppervlakkigheid. De Darwin in ons voorspelt dat een Aepyceros melampus die meer bokkesprongen maakt dan goed voor hem is geen schijn van kans maakt in de evolutie, maar laat dat een boodschap zonder enig belang zijn voor de hipsters die begin volgend jaar Vorst Nationaal gewoon vlotjes doen vollopen voor Parker & co.
Highlights: “Intro” // “Let It Happen” // “Elephant”

ALT-J (Main stage, ****)
Bio: Over de Mercury Prize editie 2012, zowat de meest prestigieuze muzikale onderscheiding aan de andere kant van het kanaal, werd langer dan normaal gepalaverd. Tot eenieders verrassing ging de beker toen niet naar de radiovriendelijke pop van Ben Howard, Michael Kiwanuka of Lianne la Havas maar wel naar het debuut ‘An Awesome Wave’ van het studentikoze kwartet Alt-J uit Leeds. Dat hun arty mix van folktronica en indiepop in weinig of niets lijkt op wat andere bands eerder hebben gedaan is in deze een compliment dat kan tellen. De band overleefde intussen de vrijwillige exit van bassist Gwil Sainsbury, getuige de evenwaardige opvolger ‘This Is All Yours’ die nog geen zichtbare sporen van creatieve bloedarmoede vertoont.
On stage: Eerlijk waar, het heeft een beetje geduld gekost om te wennen aan de neuzelzang van frontman Joe Newman, maar eens voorbij dat punt blijkt Alt-J een groep die hun promotie van de Castello tent (PP12) naar de Main stage dit jaar dubbel en dik heeft verdiend. Netjes op een rijtje gepositioneerd en dicht tegen elkaar aan schurkend slaagde het vierkoppige gezelschap er wonderwel in om de intimiteit van een huiskamer te benaderen, maar voor alle zekerheid had de groep toch een extra lading stuiterende beats meegebracht om ook de laatste rijen van de goedgevulde weide gedwee te laten meewiegen. Voor een groep zonder uitgesproken imago die zich bovendien amper bezondigd aan gratuite oneliners wist Alt-J het publiek overigens vlotjes aan zich te binden. Meerwaardezoekers kunnen gerust zijn: artfolk for the masses, yes they can.
Highlights: “Fitzpleasure” // “Taro” // “Nara” // “Every Other Freckle”

RIDE (Club, ****½)
Bio: Chokri & co hebben iets met reünies van legendarische shoegazers. Na My Bloody Valentine (PP09) en Slowdive (PP14) was het dit jaar de beurt aan Oxford’s finest Ride. Na vier platen, waaronder het lichtjes fenomenale ‘Nowhere’ (’90) en de puike opvolger ‘Going Blank Again’ (’92), konden spilfiguren Andy Bell en Mark Gardener niet langer door één en dezelfde deur. Bell stelde vervolgens zijn pensioenfonds veilig als bassist bij Oasis en Beady Eye, maar na de voortijdige euthanasie van die laatste groep had de veteraan plots de handen vrij om de jarenlange speculaties rond de wedergeboorte van Ride samen met zijn drie voormalige spitsbroeders in de praktijk om te zetten.
On stage: Na 2min15sec, oftewel de precieze tijdsduur die de epische intro van “Leave Them All Behind” in beslag neemt, wisten we al dat de tweede doortocht van Ride op PP een memorable trip down memory lane zou worden. Ook de vrij kwiek ogende Bell herinnerde zich trouwens nog de editie van ’91 waar de toenmalige jonkies de affiche deelden met bandjes als Nirvana, Sonic Youth, The Pogues en Ramones. De trommelvlies strelende wall of sound, de vocal harmonies van Bell en Gardener en de kurkdroge ritmesectie: alle ingrediënten die Ride tot missing link maakte tussen My Bloody Valentine en de daaropvolgende Britpop generatie bleken een kwarteeuw na datum hun houdbaarheidsdatum amper te hebben overschreden. De groep ging bovendien wel erg diep in de plooien van de tijd gaan grasduinen en disselde daar maar liefst vijf nummers uit hun allereerste EPs op, en laat dat nu net de periode zijn waar wij het liefst worden aan herinnerd. Ride kwam, zag en overwon middels een begeesterende demonstratie van hun kunnen. Laat daar maar vlug nieuwe plaat van komen, denken we dan.
Highlights: “Leave Them All Behind” // “Polar Bear” // “Seagull” // “Drive Blind” // “Chelsea Girl”

UNDERWORLD (Dance Hall, ****)
Bio: Invloedrijkste danceproject van de jongste twee decennia? Check! Is “Born Slippy” de populairste rave track ever? Check! Stond Underworld in ’94 in de eerste (inderhaast geïmproviseerde) dance tent ooit op een Belgisch festival? Check! Verdienden deze Britten om 30 jaar PP met enige artistiek verantwoorde luister af te sluiten op de Main stage? Euh, ja natuurlijk check, maaaaaaaaaaar ‘Wat moeten we dan antwoorden aan de manager van Netsky?’ moeten Chokri & co zich toch enigszins vertwijfeld hebben afgevraagd. Ah, weet je, PP is er in de eerste plaats voor de jonge hipsters met beperkt muzikaal geheugen, dus dan boeken we toch gewoon de Dance Hall voor die ouwe jongens?
On stage: No regrets, want net ver weg genoeg verwijderd van het volstrekt onschuldige Netsky circus stonden Karl Hyde en Rick Smith (naar we vermoeden vergezeld door Darren Price als tweede knopjesdraaier) geschiedenisles te doceren voor een bende niet altijd even frisse dertigers en veertigers. Fris en monter, dat was wel het minste wat je kon zeggen over de 58-jarige Hyde die, als ie even zijn maatje Smith niet aan het knuffelen was, met zijn donkere gedweeë stem moeiteloos het weinige stof van de Underworld legacy blies. Alle anthems in de set, die vooral uit ‘Dubnobasswithmyheadman’ (’93) werden geplukt, kregen bijna onhoorbaar een eigentijds randje mee waardoor een ‘golden years’ effect netjes uitbleef. Aan dit bpm tempo hadden de heren in tegenstelling tot hun jongere collega’s trouwens weinig of geen nood aan flashy visuals. De songtitels werden gewoon netjes geprojecteerd op een groot scherm, vooral handig als je memorie na 20 jaar en 3 dagen PP enige moeheid begint te vertonen.

Mea culpa, Chokri & co, vergeet het bovenstaande. Uit de bol gaan in een tent die gevuld is met leeftijdsgenoten op muziek die -naar analogie met classic rock- we zonder schroom kunnen bestempelen als ‘classic dance’, ja dát was nu eens een verjaardagskado dat kon tellen. Tot PP16 dus, en hopelijk staat die handtekening onder dat contract met Tool dan eindelijk in onuitwisbare inkt.
Highlights: “King Of Snake” // “Pearl’s Girl” // “Dirty Epic” // “Cowgirl” // “Rez”

Re: PUKKELPOP 2015

Geplaatst: di 06 okt 2015, 10:55
door Tonyvdb
:handgestures-thumbupright:

Re: PUKKELPOP 2015

Geplaatst: di 06 okt 2015, 11:55
door rino
Tonyvdb schreef::handgestures-thumbupright:
Vind ik ook!
Ben altijd heel blij met de concertverslagjes hier! Stuk voor stuk heel leuk om lezen en steeds to the point!