Pagina 1 van 1

PUKKELPOP 2014

Geplaatst: vr 05 sep 2014, 13:51
door Guess Who s Ozzy
PUKKELPOP, Kiewit, 14-16 augustus 2014

TIP VOOR WIE GRAAG WAT MUZIEKJES LEERT KENNEN: deze recensie is ook raadpleegbaar via http://musiczine.lavenir.net/nl/nl/revi ... eert-huys/ , maar nu met hyperlinks naar de highlights.


Dag 1, 14 augustus 2014

THE STRYPES (Main stage, ***)
Bio: Ierse broekjes die in de platenkast van ma en pa gingen rondsnuffelen en er grijsgedraaide exemplaren van The Yardbirds en Dr. Feelgood ontdekten. Hun vorig jaar verschenen debuut ‘Snapshot’ was voor Alex Turner meteen reden genoeg om deze knapen als support van de Arctic Monkeys een stukje van de wereld te laten zien.
On stage: De sound én de looks, zowat alles hebben The Strypes gepikt van hun roemruchte voorbeelden, maar ze doen het met jeugdige branie. Hun aanstekelijke mix van punky evergreen covers, waar ze eer betonen aan muzikale helden zoals Bo Diddley en Nick Lowe, én eigen okselfrisse pubrocksongs lokte een pak puberaal vrouwvolk naar de eerste rijen. Maar nee, de coole zwarte zonnebril van zanger Ross Farrelly verroerde geen vin.
Highlights: “Smokestack Lightning” // “Blue Collar Jane” // “Heart Of The City”

PERFECT PUSSY (Marquee, **)
Bio: New Yorks zootje ongeregeld dat met hun Sturm und Drang attitude op korte tijd is uitgegroeid tot een kleine sensatie in de punkwereld. Afgelopen lente verscheen hun debuutplaat ‘Say Yes To Love’ die afklokt op 23 min, wat eveneens de gemiddelde tijdsduur is van een Perfect Pussy optreden.
On stage: Op het eerste zicht lijkt frontvrouw Meredith Graves de meest timide leerlinge van de kostschool, maar met een microfoon in de hand transformeert ze op een wenk in een krijsende bitch die met alles en iedereen een rekening heeft te vereffenen. Wie de dissonante geluidsbrij verpakt in ultrakorte noisepunk uppercuts niet kon smaken holde de tent uit, wie de trip volledig uit zat bleef achter met open mond en uitgerafelde oordopjes.
Highlight: “Driver”

THE SPECTORS (Wablief?!, ***)
Bio: Jong vijftal dat vorig jaar Blankenberge voor eens en voor altijd op de muzikale landkaart zette. Voormalig Editors gitarist Chris Urbanowicz was meteen gecharmeerd door hun poppy shoegaze, en nodigde het Westvlaamse talent uit naar Brooklyn, NY om hun debuut EP in te blikken.
On stage: Wie met de ogen dicht de tent kwam binnengewandeld kreeg meteen echo’s rond de oren geslingerd van frisse 90ies bandjes als Lush en Eden, of recenter, The Pains Of Being Pure At Heart. Met de frèle blondine Marieke Hutsebaut op het voorplan trokken The Spectors eerder behoedzaam een wall of sound op rond hun fuzzy dreampop, met als belangrijkste wapenfeit een fraaie eigen interpretatie van The Brian Jonestown Massacre’s “Swallow Tail”.
Highlights: “Nico” // “Swallow Tail” // “Perfect Early Morning”

MAC DEMARCO (Club, ***)
Bio: Canadese multi-instrumentalist die zijn eerste muzikale stappen zette met zijn psychedelisch project Makeout Videotape, om zich daarna te profileren als een soort goofy singer-songwriter met Ween fixatie. Zijn jongste worp ‘Salad Days’ wordt collectief de hemel ingeprezen als een instant classic en bombardeerde DeMarco dit voorjaar tot nieuwe held van de slacker rock.
On stage: DeMarco -zoals steeds getooid met baseball pet- en zijn drie muzikale makkers hadden er duidelijk erg veel zin in en kregen het enthousiaste publiek probleemloos op hun hand. Meer dan eens hadden we het gevoel dat een groep als Pavement dit al eerder heeft gedaan: korte nonchalant gebrachte songs, doorgaans laverend tussen zotheid en introspectie, die plots beginnen en ook ineens gedaan zijn. In tegenstelling tot de back catalogue van Malkmus & co bleven echter maar een paar van DeMarco’s songs echt op onze huid zitten. De Canadees lapte en passant alle etiquetteregels van Chokri aan zijn laars en genoot zichtbaar van zijn rondje crowdsurfing.
Highlights: “Salad Days” // “Chamber Of Reflection”

FOREST SWORDS (Castello, ****)
Bio: Wanneer Liverpudlian Matthew Barnes niet aan de slag is als producer of grafisch ontwerper kruipt hij sinds 2009 in de huid van Forest Swords. Liefhebbers van donkere en abstracte triphop hebben ongetwijfeld reeds de EP ‘Dagger Paths’ en het full album ‘Engravings’ in huis gehaald, of moeten dat dringend doen.
On stage: In het pikdonker van de Castello kwam de eclectische mix van claustrofobisch stuiterende (dub)beats, mystieke vocal samples, en atmosferische soundscapes optimaal tot zijn recht. Het feit dat knopjesdraaier Barnes een extra bassist had meegebracht en sommige nummers zelf inkleurde met gitaar creëerde een organisch geluid dat aangenaam dicht ging aanleunen bij Massive Attack en DJ Shadow. Nee, we schuwen de Grote Woorden niet: eerste muzikale ontdekking van PP14!
Highlights: “Ljoss” // “The Weight Of Gold” // “Thor’s Stone”

DEAFHEAVEN (Club, ***½)
Bio: Weinig opgewekt muzikaal gezelschap uit San Francisco dat uit een kruisbestuiving tussen de op papier onverzoenbare genres ‘black metal’ en ‘shoegaze’ een geheel nieuw geluid weet te puren. Zowel progressieve metalheads als ruimdenkende muziekliefhebbers met een ijzeren gestel bombardeerden ‘Sunbather’ tot hét album van 2013.
On stage: Iets of iemand moet zanger/brulboei George Clarke tijdens zijn jeugd iets vreselijks hebben aangedaan, want de blik waarmee hij vol doodsverachting de contouren van de tent aftuurde kan je nu eenmaal niet acteren. Voeg daarbij zijn apocalyptisch gekrijs dat nog net boven de massieve muur van breed uitwaaierende gitaren en manische drums uit troont, en je hebt alle ingrediënten voor een diepgravende emo trip met grote ‘E’. Fans van Mogwai, dit is hoe jullie bandje met een echte zanger zou kunnen klinken.
Highlights: “Dream House” // “Sunbather”

JUNGLE (Castello, **½)
Bio: Neo-funk collectief rond twee Londense producers die zich als J en T laten aanspreken. Dankzij hun nominatie voor de longlist van de BBC Sound of 2014 poll en een trits gladgestreken popsingles groeide Jungle in no-time uit tot een ware hype.
On stage: De Castello bleek al vlug een paar maatjes te klein voor het hitgevoelige Jungle dat met de vingers in de neus even goed de Marquee had kunnen doen vollopen. Liefhebbers van aalgladde neo-soul doorspekt met keurige falsetstemmetjes en hippe electro injecties hadden hier ongetwijfeld een grote kluif aan. Wij krijgen onze funk echter graag een stuk pikanter opgediend. Wil er iemand de cayennepeper eens doorgeven aub?
Highlights: “Time” // “Busy Earnin’”

TEMPLES (Club, ***)
Bio: Jong retro viertal uit Northamptonshire met een gezonde fascinatie voor paddestoelen, vloeistofdia’s en mellotrons. Hun debuut ‘Sun Structures’ is amper een paar maanden uit, maar ruikt nu al naar 1967.
On stage: Zanger/gitarist James Bagshaw ziet er dan wel uit als een lookalike van Marc Bolan, het talent om tijdloze songs te pennen heeft ie vooralsnog niet. De psych pop van Temples nam bijwijlen barokke proporties aan, is vakkundig in elkaar geknutseld en klinkt aanstekelijk, maar echt vonken deed het zelden of nooit. Wie een plaat van Temples in huis wil halen én er een eigenwijze alfabetische volgorde op na houdt zet die best vlak naast de ‘K’ van Kaleidoscope (UK) en Kula Shaker.
Highlights: “Colours To Life” // “Shelter Song”

AMATORSKI (Castello, ***½)
Bio: Eigenzinnig en uniek audiovisueel project rond de introverte songwriter Inne Eysermans dat sinds het behalen van een finale plaats in Humo’s Rock Rally van 2010 is uitgegroeid tot een groep met internationale allure. Hun verstilde post-rock heeft een voorlopig hoogtepunt bereikt op ‘From Figures To Clay’, één van de weinige Belgische platen die dit jaar wereldwijd zal worden verdeeld door Crammed Discs.
On stage: Amatorski loodste het publiek langzaam maar zeker binnen in hun emotionele comfort zone waar gestileerde schoonheid, weemoedige soundscapes en ongemakkelijke stiltes de dienst uitmaken. Met z’n drietjes creëerden ze een onaardse crossover van geraffineerde huiskamerpop en intieme post-triphop die zich verdomd moeilijk met andere internationale acts laat vergelijken. Sporadisch stond Eysermans’ overdreven drang tot introvertie de climax in bepaalde nummers wel wat in de weg, maar laat dat een punt van detailkritiek zijn.
Highlights: “Hudson” // “U-Turn”

BLACK LIPS (Club, ***½)
Bio: Vuig garagerock gezelschap dat in haar beginjaren de toegang werd ontzegd tot menige muziekclub in en rond thuisstad Atlanta vanwege een net iets te wilde live reputatie. Na een lang verblijf in de underground scene lijkt de groep op haar laatste platen langzaam maar zeker aansluiting te willen zoeken met de mainstream. Samenwerkingen met sterproducer Mark Ronson en Black Keys drummer Patrick Carney hebben de poort naar eeuwige roem echter nog niet kunnen forceren.
On stage: Hun platen mogen dan steeds gepolijster worden, aan de live reputatie van Black Lips werd gelukkig wat minder gesleuteld al zullen de fans van het eerste uur die ooit nog blote piemels op het podium hebben gespot ons hier allicht tegenspreken. Soit, we hebben ze dan wel niet meegemaakt, maar zó ongeveer moeten de begindagen van The Clash geklonken hebben: sleazy en vettige garagerock met een punky feel waar liters zweet en bier van afdruipen. Geen van de bandleden kan je bezwaarlijk een goede zanger noemen, maar in koor klonken de heren wel net dat tikkeltje doorleefder dan geestverwanten The Libertines.
Highlights: “Family Tree” // “Raw Meat” // “Bad Kids”

EDITORS (Main stage, ***½)
Bio: Met voorsprong de meest succesvolle van alle postpunkbandjes die in de noughties van over het kanaal kwamen aangespoeld. Sinds gitarist van het eerste uur Chris Urbanowicz in 2012 vriendelijk werd verzocht om zijn C4 te komen ophalen trok de groep resoluut de kaart van hapklare stadium anthems.
On stage: Oud en nieuw proberen te rijmen, dat was de belangrijkste opgave voor Editors op PP14. Tijdens de eerste concerthelft slaagden ze daar wonderwel in dankzij Tom Smith’s aangeboren gevoel voor drama en de bijzonder strakke muzikale lijn die zijn vier maats hadden uitgezet. Met tenenkrullende draken als “Honesty”, “Nothing” en “No Sound But The Wind” ging het vervolgens helemaal mis, en kon zelfs een licht ontvlambare herwerking van “Papillon” nog amper soelaas brengen. Missie niet volledig geslaagd dus, maar dat zal die kerel die naast ons alle teksten luidkeels meebrulde uiteraard worst wezen.
Highlights: “All Sparks” // “Bullets” // “Smokers Outside The Hospital Doors” // “Bones”

THE KOOKS (Marquee, ****)
Bio: Pretentieloos viertal uit Brighton wiens catchy Britpop drie platen lang nadrukkelijk knipoogde naar Kinks en Dexys Midnight Runners. Net toen iedereen dacht dat de band definitief van de aardbol was verdwenen staken The Kooks afgelopen lente de neus terug aan het venster met een koppel leuke singles én een herbronning richting funk, r&b en hiphop.
On stage: Sommige dingen veranderen gelukkig nooit. The Kooks on stage swingen nog steeds als een tiet en frontman/krullebol Luke Pritchard waant zich nog steeds dé posterboy van de Engelse indiepop. Dat vertaalde zich in een opmerkelijke stijging van de oestrogenen concentratie op de eerste rijen, zeker toen Pritchard wat danspasjes uitprobeerde tijdens nummers uit hun nieuwste worp ‘Listen’. Persoonlijk hoogtepunt: Pritchard solo met het ultrakorte, oersimpele maar bloedmooie niemendalletje “Seaside”.
Highlights: “Westside” // “Seaside” // “You Don’t Love Me”

SLOWDIVE (Club, ***½)
Bio: Introspectief vijfkoppig gezelschap uit Reading dat eind jaren ’80 in volle Manchesterhype besloot om eens iets helemaal anders te doen. Geen uptempo party vibes dus, wel dromerige en gitzwarte shoegaze op het kruispunt tussen My Bloody Valentine en Cocteau Twins. Na 20 jaar inactiviteit kreeg Slowdive een uitnodiging van het Primavera Sound festival in de bus voor wat een éénmalig reünie optreden zou worden, en de rest is ondertussen geschiedenis.
On stage: Met de brutale sonic attack van My Bloody Valentine op Pukkelpop 2009 onuitwisbaar op de trommelvliezen geëtst trokken we gewapend met een extra paar oordopjes de Club tent in. Gelukkig had het oorspronkelijke frontduo Neil Halstead en Rachel Goswell een pak minder decibels in de aanbieding, en werden subtiliteit en etherische schoonheid niet onnodig ingemetseld in een wall of sound. Wie zich denkbeeldig neervlijde op het klankentapijt geweven uit pastorale gitaren, lome bas en engelengezang kwam nog tot een andere vaststelling, namelijk dat Slowdive tot één van de pioniers van de postrock moet worden gerekend. The 90ies zijn terug van nooit echt weggeweest.
Highlights: “Crazy For You” // “When The Sun Hits” // “Alison”

______________________________________________________________________________

Dag 2, 15 augustus 2014

THE BOHICAS (Club, ***)
Bio: Jong en punky rock’n’roll kwartet uit Essex en Oost-Londen. Hun titelloze debuut EP verscheen in juni op Domino Records, sinds jaar en dag één van de betrouwbaarste graadmeters in het indie landschap.
On stage: Net als wij ondervonden ook frontman Dominic McGuinness en zijn drie kompanen duidelijk wat last van het vroege uur waarop de Club tijdens de tweede festivaldag voor geopend werd verklaard. Net misschien daarom namen The Bohicas wat te weinig risico om zich echt te kunnen meten met genregenoten The Rifles en Art Brut. Enig venijn zat in de staart van de set verscholen toen de band alsnog op stoom kwam met een splijtende versie van debuutsingle “XXX”.
Highlights: “Swarm” // “XXX”

YOUNG BUFFALO (Main stage, ***½)
Bio: Wie de zonnige en relaxte sfeer op hun twee EPs inademt zou zweren dat deze vijf jongelingen afkomstig zijn uit Californië, maar op hun paspoort staat wel degelijk Oxford, Mississippi. Ze werden door Chokri naar Kiewit gelokt voor hun Belgische maiden trip.
On stage: Met de eerste zonnestralen op de rug charmeerde Young Buffalo’s frisse rammelrock dankzij de luchtige afrobeat accenten en de close harmony blend van frontmannen Ben Yarbrough and Jim Barrett. Wie wel pap lust van Local Natives, Fleet Foxes en Vampire Weekend maar nog in zijn tent lag te stinken heeft hier iets gemist.
Highlights: “Upstairs” // “New Beat”

DRENGE (Main stage, ****)
Bio: Je bent jong, je woont in de English countryside, en je verveelt je te pletter. Er waren dus redenen te over voor de broertjes Eoin en Rory Loveless om zich op een dag respectievelijk gitaar en drums aan te schaffen, en voor ze het goed en wel beseften hadden ze genoeg nummers bij elkaar geharkt voor een volledige plaat waarin ze hun voorliefde voor grunge en vuile garageblues lustig botvieren.
On stage: Net nu iedereen dacht alle gitaar-drums duo’s al gezien te hebben komt Drenge (spreek je best uit met Deense tongval, en betekent zoveel als ‘jongens’) op de proppen met hun eigen lichtontvlambare formule van dit beproefde muzikaal recept. Denk aan Blood Red Shoes en The Vines die samen een lelijke tweeling op de wereld zouden zetten, en je komt al aardig in de buurt. Wedden dat Luc Janssen, die de groep met het nodige cynische enthousiasme had aangekondigd, even later offstage met volle teugen aan het genieten was van deze schurende, piepende en krakende pokkeherrie?
Highlights: “Face Like A Skull” // “Bloodsports” // “Backwaters”

BOY & BEAR (Club, ***)
Bio: Aussie kwintet dat zich in 2010 voor het eerst in de kijker speelde tijdens de Australische tour van Mumford & Sons. Hun laatste worp ‘Harlequin Dream’ kleurt netjes binnen de lijnen die de Mumfords maar ook Fleet Foxes en Midlake al eerder hadden uitgezet.
On stage: Frontman Dave Hosking kan het ook niet helpen dat hij vocaal erg dicht aanleunt bij Marcus Mumford, maar gelukkig beschikt Boy & Bear live over een iets lagere aaibaarheidsfactor dan hun Londense vrienden. Daar blijkt vooral gitarist Killian Gavin voor iets tussen te zitten, het is immers hij die Boy & Bear’s brave indie folkrock hier en daar van een ruw bluesrandje voorziet. Indien de heren er op komende platen wat meer zouden in slagen om het desolate downunder gevoel in hun songs te laten doorschemeren worden we op een dag misschien wel fan.
Highlights: “Three Headed Woman” // “Feeding Line” // “Southern Sun”

OTHER LIVES (Marquee, ****)
Bio: Introvert Americana gezelschap opgericht in Stillwater, Oklahoma uit de restanten van de instrumentale avant-garde band Kunek. De naambekendheid van deze eerder publiciteitsschuwe groep kreeg een welkom duwtje in de rug toen debuut single “Black Tables” in 2008 werd opgepikt in een aflevering van de populaire Amerikaanse ziekenhuisserie Grey’s Anatomy.
On stage: De herfst is zelden zo vroeg begonnen als op PP14, en het bleek de verdienste van Other Lives om daar de passende soundtrack bij te verzinnen. Eigenlijk is ‘componeren’ een beter woord dan ‘verzinnen’, want zowat elk nummer vormt een pastorale indiefolk suite op zich waar eerder spaarzaam wordt omgesprongen met gitaar ten voordele van trompet, viool, cello en xylofoon. Net het gebruik van dit soort minder conventionele rockinstrumenten vormde de basis voor de spooky songarrangementen waar ratelende percussie en de bezwerende klaagzang van de creepy ogende frontman Jesse Tabish zich doorheen vlechten. Mocht Chokri zo streng niet zijn, we gingen prompt wat hout sprokkelen voor een kampvuurtje.
Highlights: “Tamer Animals” // “For 12”

KADAVAR (Shelter, ***½)
Bio: Berlijns trio dat de plaatselijke techno scene maar niks vindt en resoluut terugkeert naar de oerkracht van de gitaar. Platen van Kraftwerk komen er niet in ten huize Kadavar, die van Black Sabbath en Hawkwind des te meer. Met een albumtitel als ‘Abra Kadavar’ is het overigens gissen of dit een gimmick dan wel een bloedserieus gezelschap is.
On stage: Kadavar bewees dat retro geen lelijk woord hoeft te zijn zolang speelplezier het maar haalt van het copycat gevoel. Natuurlijk klinkt hun psychedelische stonerrock vertrouwd in de oren, ook al hebben we thuis geen enkele plaat van de Duitsers in de kast staan. Nee, het zat hem in de Beständigkeit en Gründlichkeit waarmee deze drie langharige oosterburen in Kiewit een pop-up powerhouse optrokken uit een batterij aan wah-wah pedalen, ongenadig bonkende drums en een vette bas. Ozzy & co kunnen rustig gaan rentenieren, hun opvolging is verzekerd.
Highlights: “Black Sun” // “Doomsday Machine” // “Come Back Life”

CAGE THE ELEPHANT (Marquee, ****)
Bio: Vijf rockboefjes uit Kentucky die opgroeiden in het soort vuige whiskybars waar elk uur gemiddeld een stoel of drie sneuvelt. In hun thuisland lustten ze aanvankelijk maar weinig pap van dit soort onstuimige rock, maar dat veranderde snel toen de groep in oktober 2008 eensklaps wereldberoemd werd in de UK door hun inmiddels legendarische performance in Later... with Jools Holland. Op hun jongste plaat ‘Melophobia’ krijgen de heren het charmante gezelschap van Kills strot en femme fatale Alison Mosshart.
On stage: Hyperkinetische frontmannen hebben bij ons altijd een streepje voor. Brad Shultz is er zo één die perfect in het rijtje Mick Jagger-Iggy Pop-David Johansen past: elk optreden betekent een fysieke workout waar contact met het publiek, liefst fysiek, een must is en het versgestreken shirt al vlug tot vestimentaire ballast wordt herleid. Zijn groepsmakkers liepen wat technische averij op bij het begin van de set, maar wie geduld had kreeg uiteindelijk toch een kokende pot grungy indierock en über-catchy rhythm & blues over zich heen. Hell yeah, dit was niks minder dan een klinkende revanche voor de afgelasting van hun geplande set op de rampeditie van PP11!
Highlights: “Ain’t No Rest For The Wicked” // “In One Ear” // “Aberdeen”

THE AMAZING SNAKEHEADS (Castello, ***½)
Bio: Mocht er ooit een film noir worden gedraaid over het grauwe stadsleven in Glasgow, dan mogen The Amazing Snakeheads absoluut niet op de bijhorende soundtrack ontbreken. De drie Schotten losten in april hun debuutplaat onder de veelbetekenende noemer ‘Amphetamine Ballads’, een collectie van 10 averechtse garageblues uppercuts over de zin en onzin van het leven.
On stage: In welke uithoek van de tent je ook stond, ontsnappen aan de grimmige sfeer die zich van de Castello meester had gemaakt was nagenoeg onmogelijk. Het eerste deel van de set had eigenlijk wel wat weg van een soort duiveluitdrijving, waarbij de geblokte frontman/gitarist Dale Barclay in de rol van opperpriester wild in het rond brieste en zich geruggesteund wist door twee evil servants die aritmisch doch genadeloos inhakten op bas en drums. Een welgemeende sorry aan alle dames, maar die extra zangeres op het podium had voor ons echt niet gemoeten. De bezwerende waanzin van dit soort primaire rockabilly trash consumeer je nu eenmaal beter in stoer testosteron gezelschap. Jeffrey Lee Pierce en Lux Interior, de duivel hebbe hun ziel, knikten van ergens hieronder goedkeurend mee.
Highlights: “Here It Comes Again” // “Flatlining” // “I’m A Vampire”

KURT VILE & THE VIOLATORS (Club, ****)
Bio: Langharige slacker uit Philadelphia die goed op weg is om één van de meest toonaangevende singer-songwriters van zijn generatie te worden. Vile deelde ooit hetzelfde repetitiehok met Adam Granduciel in The War On Drugs, maar besefte al vlug dat twee muzikale genieën in één en dezelfde band vroeg of laat tot creatieve abortus zou leiden. Niet dat het een referentie van enige waarde is, maar Vile’s laatste worp ‘Wakin On A Pretty Daze’ werd door Humo tot dé plaat van 2013 gebombardeerd.
On stage: Het is niet aan iedereen gegeven om met behoorlijk monotoon geneuzel en een schijnbaar ongeïnteresseerde achteloosheid als handelsmerk toch Grote Kunst neer te zetten, maar Vile kwam er ook in de volgelopen Club moeiteloos mee weg. Vergezeld van zijn sleazy musicerende Violators groeit een set van de ranke Amerikaan al vlug uit tot een muzikale trip waar zijn in reverb ingemetselde stem harmonieus combineert met dromerige synthpop, welgemikte Southern rock accenten en lange psychedelische jams. Dat zijn oude maatje Granduciel op een bepaald moment even kwam meejammen maakte van een ‘Pretty Day’ ei zo na een ‘Perfect Day’.
Highlights: “Wakin On A Pretty Day” // “KV Crimes” // “A Girl Called Alex” // “Freak Train”

NENEH CHERRY & ROCKETNUMBERNINE (Castello, ****)
Bio: In Zweden geboren stiefdochter van jazz trompettist Don Cherry met een indrukwekkende staat van dienst bij o.a. The Slits, Rip Rig + Panic, The The en zichzelf. Na een familiale time-out van ruim tien jaar stak de alternatieve popdiva vanaf 2006 regelmatig de neus terug aan het venster met moeilijke bandjes als CirKus en The Thing. Dit voorjaar maakte La Cherry op haar vijftigste een onwaarschijnlijke creatieve comeback met ‘Blank Project’ in samenwerking met Four Tet en het eclectische Londense duo RocketNumberNine.
On stage: Nu de kinderen groot zijn kan Neneh Cherry zich volop concentreren op haar tweede jeugd. In de Castello stond dan ook geen afgeleefde mama maar wel een straffe madam die zich met jeugdige gretigheid in een veel te korte set vastbeet. Opgejaagd door de strakke trip-hop backbeat en de ijle electro beeps van de broertjes Page aka RocketNumberNine bleken Cherry’s krachtige soulstem en snedige raps moeiteloos de tand des tijds te hebben doorstaan. Het moment suprème diende zich aan toen ze zielsgenote Robyn op het podium sleurde voor een strakke vertolking van de miskende clubhit “Out Of The Black”. Met een vertimmerde versie van het inmiddels een kwarteeuw oude “Buffalo Stance” serveerde La Cherry haar briljante comeback match uit met een ace.
Highlights: “Blank Project” // “Cynical” // “Out Of The Black” // “Buffalo Stance”

THURSTON MOORE BAND (Club, ****½)
Bio: Zonder Thurston Moore geen Sonic Youth, zonder Sonic Youth geen Nirvana, enz. Enfin, dit alles maar om te zeggen dat zonder de iconische New Yorker de levensloop van Pukkelpop er waarschijnlijk helemaal anders had uitgezien en Chokri nu nog steeds een dorpsfestivalletje voor pakweg 1000 man stond te organiseren. En wat Moore zelf betreft, ook zonder Sonic Youth en ex-partner Kim Gordon gaat het leven gewoon verder. Na o.a. twee semi-akoustische soloplaten en het jeugdige enthousiasme van Chelsea Light Moving is er sinds kort gewoonweg de Thurston Moore Band (TMB) die op PP14 haar eerste officiële optreden ten beste gaf (for the record: de tot mini gig uitgegroeide repetitie daags ervoor in het Londense avant-garde oord Café Oto niet meegerekend).
On stage: Met Steve Shelley op drums had TMB wel iets weg van een verknipte Sonic Youth reünie, en eerlijk gezegd, het geheel klonk even groots als het beste werk van de noise originators. Met zijn 56 lentes was Moore de officiële nestor van PP14, maar dat betekent niet dat de man nu ineens een crowd pleaser is geworden. Vervolledigd met My Bloody Valentine bassiste Deb Googe en tweede gitarist James Sedwards van NØught had TMB immers enkel maar nummers uit het in oktober te verschijnen nieuwe album ‘The Best Day’ in de aanbieding. Doorwinterde PP gangers kregen meteen door dat die nieuwe plaat veel lijkt weg te hebben van het beste Sonic Youth album dat nooit is verschenen: weerbarstige noise, hobbelige tempowisselingen, repetitieve ritmes en sonische experimenten, kortom alle ingrediënten van weleer passeerden de revue maar bleven in tegenstelling tot vroeger wel netjes onder de pijngrens. We want Moore, zoveel is duidelijk, dus het wordt nagelbijten tot 21 oktober.
Highlights: “Detonation” // “Forevermore” // “Grace Lake” // “Speak To The Wild”

THE NATIONAL (Main stage, *****)
Bio: Vanuit thuisbasis Brooklyn, NY heeft dit introvert vijftal zich op 15 jaar tijd bijna geruisloos naar de eenzame top van de indiescene gewerkt. Dat de band ondanks haar status van wereldgroep ver weg blijft van de harde dollars die tal van majors ongetwijfeld veil hebben en (althans voorlopig) trouw blijft aan een respectabel label als 4AD spreekt wat dat betreft boekdelen. Het heeft hen ook het nodige respect opgeleverd van talloze collega’s, zo mochten o.a. Sufjan Stevens en Sharon Van Etten op de koffie komen tijdens de opnames van hun recentste worp ‘Trouble Will Find Me’.
On stage: Na drie passages in 2005, 2008 en 2010 betekende het headliner slot op de tweede festivaldag van PP14 de absolute kroon op het werk voor de New Yorkers, en dat leken ze zelf ook wel te beseffen. De eerste minuut was wat dat betreft al meteen bepalend. Op het nog onbemande podium werden beelden geprojecteerd vanuit de backstage waar de heren zich opmaakten voor hun triomftocht richting main stage, dit terwijl Jim Morrison zachtjes “Riders On The Storm” kreunde op de achtergrond. Kijk, het zijn dit soort sfeerbepalende details waar wij voor vallen en die de graad van perfectie die The National intussen heeft bereikt nogmaals dik in de verf zet. Frontman Matt Berninger ijsbeerde als vanouds als een verstrooide professor Engelse literatuur met Ian Curtis fixatie over het podium, en stortte gedurende 17 nummers zowat alle emoties tussen wanhoop en geluk met bakken over het publiek uit. Geruggesteund door een blazerssectie hielden de twee broederpaartjes Dessner en Devendorf de muzikale pas strak en sereen, zich behoedend voor elk onnodig slordigheidje zonder de emo vonk uit te doven. Einde lofrede, nu is het aan jullie.
Highlights: Elke seconde kon wel tellen, een kleine selectie dan maar: “Sea Of Love” // “Mr. November” // “Fake Empire” // “Bloodbuzz Ohio” // “England”

THE WAR ON DRUGS (Club, ****½)
Bio: Geboren uit een gemeenschappelijke fascinatie voor het leven en werk van Bob Dylan werd The War On Drugs (TWOD) in 2005 opgericht door Adam Granduciel en Kurt Vile. Na de amicale split tussen beide slackers komt het roer van TWOD uiteindelijk volledig in handen van Granduciel wiens platen worden doodgeknuffeld door de betere pers maar verder voor geen meter verkopen. Net op het moment dat Granduciel er vrede had mee genomen nooit het solo succes van Vile te kunnen evenaren kwam hij eerder dit jaar op de proppen met het fabelachtige meesterwerk ‘Lost In The Dream’. ‘Album van het jaar’ en ‘Single van het jaar’ heeft ie al beet, maar wat met de eretitel ‘Optreden van het jaar’ vroegen we ons af?
On stage: We vinden Chokri anders wel een sympathieke peer, maar dat hij TWOD amper 60 speelminuten gunde op PP14 is ronduit onvergeeflijk als je beseft dat hun nummers zelden of nooit onder de vijf minuten uitkomen. In plaats van gewone liedjes met kop, staart en refrein is elk nummer van Granduciel & co immers een muzikale roadtrip waar je als toeschouwer eerst voorzichtig langs de kant van de weg blijft staan om uiteindelijk toch op die aftandse Greyhound bus te springen. De innemende Granduciel huisvest zowel een begenadigd zanger als een straffe gitarist, en had bovendien nog eens vijf straffe muzikanten meegebracht naar Kiewit om die fameuze trips tot een goed einde te brengen. Bij de trage nummers kwam Dylan erg prominent naar voor, al bleek ie deze keer zijn mondharmonica te hebben ingeruild voor een batterij synths die ambient en americana tot een bezwerend geheel ineenvlochten. Wanneer het gaspedaal werd ingedrukt moest iedereen de maat volgen van de fenomenale drummer Charlie Hall wiens krautrock beat met motorische precisie het kloppend hart van TWOD bleek te zijn. Net als Granduciel even tevoren Vile was komen bijstaan kwam laatstgenoemde bijna ongemerkt het podium opgeslopen om het oudje “Arms Like Boulders” wat extra kleur te geven. Het ging er uiteindelijk erg om spannen, maar qua emotionele spankracht won The National erg nipt op punten van TWOD. Net niet het optreden van het jaar dus, maar ook niet langer de eeuwige tweede na Vile.
Highlights: “Under The Pressure” // “Red Eyes” // “Burning” // “An Ocean In Between The Waves”


______________________________________________________________________________

Dag 3, 16 augustus 2014

BIG UPS (Marquee, ***½)
Bio: Vier voormalige universiteitsstudenten uit Brooklyn, NY die op kot dezelfde platen van The Descendents, Fugazi en The Jesus Lizard bleken te bezitten. Voor wie met levensbeschouwelijke vragen kampt maar tegelijkertijd ook eens lekker uit de bocht wil gaan is hun debuutschijf ‘Eighteen Hours Of Static’ een aanrader.
On stage: We konden ons geen betere wake-up call wensen dan de withete neo-hardcore van Big Ups om de laatste festivaldag met fris (nou ja) gemoed aan te vatten. Je zou het de iele bonenstaak die meteen toegeven, maar zowel in zijn mimiek als in de typische afwisseling tussen spoken word en schreeuwzang refereerde frontman Joe Galarraga nadrukkelijk naar Henry Rollins. Zijn drie makkers werkten zich evenzeer in het zweet om de korte uppercuts gedelegeerd door de hoekige bas van Carlos Salguero afwisselend hard en zacht richting onderbuik te projecteren. Eerlijke muziek van een eerlijke band.
Highlights: “Goes Black” // “Justice” // “Wool”

SWEETHEAD (Marquee, *)
Bio: Hobbygroepje van voormalig A Perfect Circle en huidig Queens Of The Stone Age stringmaster Troy Van Leeuwen en twee ex-leden van de Mark Lanegan Band.
On stage: Onze nieuwsgierigheid naar wat dit op papier interessant muzikaal samenraapsel er zou van bakken sloeg al vlug om in pure ergernis eens de blonde troela Serrina Sims ten tonele verscheen. Deze would-be Christina Aguilera met een foute Courtney Love fixatie en een nog fouter glitterjurkje leek zowaar weggelopen uit de finale van America’s Got Talent, maar deed in Kiewit de Marquee daarentegen vlotjes leeglopen. Zonder Sweethead was er package deal-gewijs waarschijnlijk ook geen sprake van Josh Homme & co op PP14, dus Chokri & co, doorspoelen die handel en zand erover!
Highlights: U maakt een grapje

LITTLE TROUBLE KIDS (Wablief?!, ****)
Bio: We moeten Tim Vanhamel om ontelbaar veel dingen dankbaar zijn, maar zijn ontdekking van Little Trouble Kids een jaar of vijf terug in een ruig Antwerps café moet toch in de top 3 eindigen. Oorspronkelijk een Gents m/v duo dat twee albums vol minimale noiserock uitspuwde, op de recent verschenen derde plaat ‘Haunted Hearts’ ietwat geraffineerder én met een derde little trouble kid op percussie.
On stage: Door alle onnodige ballast over boord te gooien komen Little Trouble Kids vanzelf uit op de essentie van een authentieke rocksong: een smachtende vrouwenstem (Eline Adam), rauwe gitaarlicks (Thomas Werbrouck), en primitief inhakkende drums (Jonas Calu). Het trio gaat met respect om met het noisy patrimonium van Sonic Youth, The Kills en The Birthday Party, maar vergeet daarbij niet om haar eigen back-to-basics attitude in de verf te zetten. Werbrouck bezorgde ons en de rest van het publiek trouwens het eerste kippenvel van de dag met een weergaloze interpretatie van Nick Cave’s “The Mercy Seat”.
Highlights: “Haunted Hearts” // “Medals & Scars” // “Tightrope”

BILL CALLAHAN (Club, ***½)
Bio: Amerikaanse treurwilg die begin jaren ’90 samen met o.a. Will Oldham aka Bonnie ‘Prince’ Billy aan de wieg stond van de lofi beweging, eerst vermomd als het onvolprezen Smog en later als zichzelf. De introverte singer-songwriter stak met het rustig voortkabbelende ‘Dream River’ de kop op in menig eindejaarslijstje van 2013, en stak diezelfde plaat een paar maanden later in een dubjasje als ‘Have Fun With God’.
On stage: Van alle acts die Chokri & co dit jaar naar Kiewit haalde scoorden Bill Callahan en zijn drie kompanen zowat het laagste entertainment gehalte. Doorheen gans de set verroerde de in een wit maatpak gestoken lo-fi held amper een vin en ook van enig contact met het publiek was weinig of geen sprake, maar toch slaagde de man er in om één uur lang te boeien. Net als zijn onmiskenbare inspiratiebronnen Nick Drake en Kevin Ayers verstaat ook Callahan immers de kunst om in statische modus een publiek de mond te snoeren met zijn pastorale voordracht en bezwerende teksten. Dat ’s mans melancholische bariton ons afwisselend aan Richard Hawley en Lambchop’s Kurt Wagner deed denken is hierbij dan ook niets minder dan een compliment te noemen.
Highlights: “Spring” // “Ride My Arrow”

JONATHAN WILSON (Club, ***½)
Bio: Gevierd hippie gitarist en producer die het als zijn levenswerk ziet om de legendarische Laurel Canyon scene in Los Angeles nieuw leven in te blazen. Deze counterculture community werd vanaf eind jaren ‘60 bevolkt door schoon volk als Frank Zappa, Jim Morrison, The Byrds, Buffalo Springfield, Love en Joni Mitchell. Geef toe, de jonge Wilson heeft een opvoeding uit de duizend gekregen.
On stage: Wilson zag het levenslicht in 1974, en zo klonk elk nummer ook. Vijf stuks in drie kwartier om precies te zijn, waarbij elk nummer wel een psychedelische Southern rock marathon op zich leek telkens met Wilson’s virtuoze laidback stijl in de hoofdrol. Opvallend veel oudere en doorwinterde Pukkelpoppers lieten zich overigens opmerken in de voorste gelederen. In hun platenkast steken ongetwijfeld vooral oorwormen van The Allman Brothers Band, Derek & The Dominos en Peter Frampton, en Wilson moet voor hen een soort nieuwe held voorstellen die de muzikale erfenis van die bands doet herleven. Niet toevallig had Wilson covers in de set gesmokkeld van twee andere bands die naadloos bij die traditie aansluiten, nl. Fleetwood Mac’s “Angel” en Sopwith Camel’s “Fazon”. Gary Clark Jr. heeft er wat ons betreft een te duchten concurrent bij.
Highlights: “Illumination” // “Dear Friend” // “Valley Of The Silver Moon”

FINK (Marquee, ***½)
Bio: Moniker van de Engelse producer, DJ, gitarist en zanger Fin Greenall die eind jaren ’90 zijn eerste muzikale stappen zette op het toen erg hippe Ninja Tune label. Moe van het drukke nachtleven en electronische muziek ging Fink vervolgens steeds meer op zoek naar de traditionele song. De man mag zichzelf tegenwoordig met recht en rede een rasechte singer-songwriter noemen, en werd reeds druk gesolliciteerd door o.a. John Legend, Amy Winehouse en Professor Green.
On stage: Puur op basis van zijn vervaarlijke looks en dito halskettingen zou Greenall niet eens misstaan in de Shelter, maar eens de imposante Brit zijn introverte stem bovenhaalde werd dat misverstand al vlug van tafel geveegd. Die stem lijkt overigens in de wieg gelegd voor de vertolking van zowel blues, soul als reggae songs, maar minstens even indrukwekkend is ’s mans bijzonder ritmische fingerpicking techniek. Omringd door vier extra muzikanten, want Fink staat tegenwoordig ook synoniem voor een echte groep, creëerde Greenall rond elk nummer een soort dubby ambient sfeertje dat behoorlijk verslavend naar een climax toewerkte. Mocht Massive Attack straks verlegen zitten om muzikale gasten voor dat langverwachte nieuwe album, dan weten wij wel raad.
Highlights: “Hard Believer” // “Pilgrim” // “Looking Too Closely”

KELIS (Marquee, ***½)
Bio: Selfmade popdiva die na amper 16 lentes al door ma en pa op straat werd gezet wegens ‘bad behavior,’ maar een aantal jaar later toch het geluk aan haar zijde kreeg toen ze op The Neptunes botste met wie ze in ’99 de fenomenale debuutsingle “Caught Out There” inblikte. De Amerikaanse heeft intussen al zes albums op de teller staan waarop ze zowat alle muzikale watertjes van r&b over neo-soul, hiphop en house tot dancepop heeft doorzwommen. De ex van rapgrootheid Nas roert daarnaast ook wel eens graag in een echte kookpot, heeft een diploma van chef op zak, en kreeg eerder dit jaar haar eigen TV show Saucy & Sweet op Cooking Channel.
On stage: Zoals het echte Amerikaanse televisiesterren past kwam een lichtjes geagiteerde Kelis een dik kwartier later dan voorzien on high heels en in een veel te strak mantelpakje het podium opgehuppeld. Het werd er vervolgens zeker niet beter op toen bleek dat het van Calvin Harris geleende hersenloze gedrocht “Bounce” als eerste nummer op het menu stond. Net op het moment dat onze in vitriool gedrenkte pen een flinke kluif dacht te hebben aan de Amerikaanse ging ze plots uit een ander vaatje tappen. Haar andere bekende hitjes werden op artistiek verantwoorde wijze knap gerestyled en kregen door de saxofoon-piano tandem een fris en catchy souljazz jasje aangemeten. Veruit de meeste indruk maakte de diva echter met de vier nummers vanop de recentste plaat ‘Food’: hier stond plots een zelfverzekerde neo-soulmadam op die we met Sharon Jones maar graag eens een duetje zouden zien doen op Gent Jazz.
Highlights: “Rumble” // “Jerk Ribs” // “Friday Fish Fry”

RED FANG (Shelter, ***½)
Bio: Vier drinkebroers uit Portland, Oregon die om hun wat uit de hand gelopen hobby enigszins te kunnen bekostigen dan maar besloten om een straf hardrockgroepje op te richten. Wie tijdens een onbewaakt moment op hun website zou verzeild geraken én minstens 21 lentes op de teller heeft staan kan een spelletje ‘beer chugging’ overwegen.
On stage: Red Fang blijkt niet langer het onbekende bandje dat vrede moet nemen met voorprogramma’s van Mastodon en Opeth, maar ook op eigen kracht een tent als The Shelter kan vullen. Eén en ander heeft duidelijk te maken met het speelplezier waarmee deze notoire sponsors van de Amerikaanse Bierfederatie op het podium staan, want echt vernieuwend is hun compromisloze stonerrock en powerhouse metal uiteraard niet. De groep lijkt ons overigens dikke muzikale maatjes met Baroness, met dit verschil dat Red Fang met twee zangers in de gelederen een pak vetter en strakker klinkt. Een heerlijk aperitiefhapje net voor de komst Homme & co op de Main stage noemen we zoiets.
Highlights: “Blood Like Cream” // “No Hope” // “Prehistoric Dog”

QUEENS OF THE STONE AGE (Main stage, ****½)
Bio: Toen Josh Homme na de implosie van het iconische stonerrock instituut Kyuss in ’95 een nieuw bandje wou oprichten kon hij als groepsnaam niks beter verzinnen dan het stoere Gamma Ray. Toen Homme echter ter ore kwam dat er een gelijknamig Duits metalbandje hem was voorgeweest, en met Duitsers weet je maar nooit, koos de man prompt voor de nickname die desertrock halfgod Chris Goss hem tijdens de beginjaren van Kyuss had toegefluisterd: “You guys are like the queens of the stone age”. Bijna 20 jaar en zes studioplaten later heeft Goss intussen misschien wel spijt dat ie toen geen royalties heeft geclaimd.
On stage: Wie de ontstellend zwakke prestaties eerder op de dag van Sweethead (gitarist van) en Brody Dalle (vrouwlief van) in één slok wou doorspoelen was het aan zichzelf verplicht om gewapend met een Grimbergen Bruin dag te zeggen tegen Josh Homme en vier kompanen. En het moet gezegd worden, elke keer we Queens Of The Stone Age op een podium zien lijkt hun show weer wat strakker geregisseerd dan de vorige keer, en wordt de lijst met klassiekers weer een stuk langer. Van klassiekers gesproken, met “You Think I Ain't Worth A Dollar, But I Feel Like A Millionaire” en “No One Knows” nam de band een ronduit verschroeiende start, en niet dat we dat erg vonden, maar een relatieve adempauze zou pas een nummer of acht later volgen met “Make It Wit Chu”. Zeker na hun laatste plaat kan QOTSA tegenwoordig een erg afwisselende setlist samenstellen waarin hun robotische riffrock schouder aan schouder staat met uitstapjes richting psychedelische blues, funk en classic rock. Het is een soort luxe die de bloedvorm én het creatieve vertrouwen van de band bevestigen; wie anders durft de Elton John-meets-Queen pastiche “The Vampyre of Time And Memory” te koppelen aan een gemene uppercut als “Sick, Sick, Sick”? En wie anders ontfermde zich zowat de ganse set door als een bezorgde huisvader over zijn fans, om tijdens de epische afsluiter “A Song For The Dead” datzelfde publiek in de moshpit als een draaikolk te laten rondtollen? Juist, Joshua Michael Homme III, Josh voor de vrienden.
Highlights: “First it Giveth” // “My God Is The Sun” // “Feel Good Hit Of The Summer” // “Go With The Flow” // “A Song For The Dead”

ANNA CALVI (Club, ****½)
Bio: Introverte Engelse schone die de eclectische muzieksmaak van haar Italiaanse vader als belangrijkste invloed citeert. Ten huize Calvi was het dan ook niet ongewoon dat achtereenvolgens Captain Beefheart, The Rolling Stones, Maria Callas, Edith Piaf, Ravel én Debussy de revue passeerden. Sinds 2010 heeft ze twee albums en één EP uit die klinken als het liefdeskindje van PJ Harvey en Jeff Buckley.
On stage: Nogmaals, Chokri is een sympathieke peer, maar Anna Calvi tegenover Portishead programmeren, dát vergeven we hem nooit. De protégé van Brian Eno had dan wel de eer om de Club te sluiten maar kreeg de tent amper voor de helft gevuld. Niet getreurd, met het monumentale “Suzanne & I” trok de Engelse drama queen meteen een stevig blik grotestadsblues open dat gulzig werd opgelepeld door het publiek. In vergelijking met het concert dat we een paar jaar terug zagen in een uitverkochte AB stond hier een artieste die duidelijk geëvolueerd was. Niet alleen werd de kille flamenco look uit de begindagen intussen ingeruild voor die van een verleidelijke vamp, ook het gezelschap van haar hechte driekoppige begeleidingsband maakte dat Calvi zelfverzekerder dan ooit op de planken staat. We kunnen ons bovendien geen andere artieste uit het recente verleden voor de geest halen die zich zowel een expressieve zangeres als een virtuoze gitariste mag noemen. Dat laatste demonstreerde ze uitvoerig tijdens het desolate bluesinstrumentaaltje “Rider To The Sea” dat klonk alsof Ennio Morricone zich met de soundtrack van de volgende David Lynch prent ging bemoeien. Calvi liet zich na een machtige versie van Frankie Laine’s “Jezebel” en ondanks fel aandringen van de meute niet verleiden tot encores. Tja, waarom zou ze? Haar en ons hoogtepunt waren immers al bereikt.
Highlights: “Suzanne & I” // “Love Of My Life” // “Wolf Like Me” // “Rider To The Sea” // “Desire”


Tenslotte nog onze Eeuwige Top 10 van PP14:

1. THE NATIONAL
2. THE WAR ON DRUGS
3. ANNA CALVI
4. QUEENS OF THE STONE AGE
5. THURSTON MOORE
6. FOREST SWORDS
7. KURT VILE & THE VIOLATORS
8. NENEH CHERRY & ROCKETNUMBERNINE
9. CAGE THE ELEPHANT
10. OTHER LIVES[url][/url]