PUKKELPOP 2012

Gebruikersavatar
Guess Who s Ozzy
Popstar
Berichten: 307
Lid geworden op: wo 13 feb 2008, 13:38
Locatie: Aarsele / Guess Who

PUKKELPOP 2012

Bericht door Guess Who s Ozzy »

PUKKELPOP, Kiewit, Hasselt, 16-18 augustus 2012

“Damn it’s hot up here!”, “Is het daar ook zo warm?”, “Where we come from, we’re not used to this heat”... de stuk of 200 bands en artiesten die afgelopen weekend de PUKKELPOP affiche kleurden blonken niet meteen uit in originele bindteksten, maar des te meer in respect en enthousiasme om deze hoogmis van de ‘alternatieve’ muziek na het rampjaar 2011 opnieuw op de kaart te zetten. Hieronder een hoogst persoonlijke impressie van drie dagen muzikaal vertier gedrenkt in stof, zweet en special beers.

___________________________
DAG 1, donderdag 16 augustus
___________________________

In een bloedhete en aardig volgelopen Castello viel het Engelse viertal ALT-J (***) een wel bijzonder warme ontvangst te beurt. Hun studentikoze mix van folk en lichtvoetige dubstep-pop maakt van het debuut ‘An Awesome Wave’ één van de opmerkelijkste platen van afgelopen voorjaar. Live klinken deze arty kids als een uitgeklede versie van Mumford & Sons waarin kale folk en knisperende beats in de mix gaan. Iets in ons zegt dat de Castello bij hun volgende doortocht op Pukkelpop een paar maatjes te klein zal zijn.
Hoogtepunten: “Tessellate”; “Dissolve Me”

Weinig volk vervolgens in de Wablief?! tent voor de doortocht van MAD ABOUT MOUNTAINS (***). Deze band is het nieuwe speeltje van Piet De Pessemier, die we horen te kennen als voormalige sidekick van Stijn Meuris in Monza maar vooral als frontman van Krakow. Een streepje early Neil Young of een portie Gram Parsons gaan er bij ons altijd wel in, dus konden we de verstilde Americana van dit introverte kwartet wel smaken. De band had wat meer mogen flirten met de 100 dB geluidslimiet, maar al bij al toch een aangenaam zoethoudertje in afwachting van de volgende worp van Krakow.
Hoogtepunt: “The Way It Will Be” (Gillian Welch cover)

Sympathieke kerels zijn het, THE HORRORS (****), om net als Foo Fighters hun afgelaste optreden van 2011 een jaartje later te komen goedmaken . Echter, eens de vijf Londenaren het podium van de Marquee betraden overheersten dramatiek en Weltschmerz. De tristesse was af te lezen van het gezicht van oppervleermuis Faris Badwan die met een lege blik het publiek bestudeert. De groep forceerde vorig jaar een kleine doorbraak met hun derde album ‘Skying’, maar concentreerde zich op Pukkelpop toch maar wijselijk op hun voorlopig opus magnum ‘Primary Colours’. Heerlijk toch, van die groepen die een zonnige festivaldag vakkundig komen verpesten met hun zwartgallige deuntjes.
Hoogtepunten: “Mirror’s Image”; “I Can See Through You”; “Still Life”; “Sea Within A Sea”

Samen met M.I.A. dingt Santi White aka SANTIGOLD (**) al een paar jaar naar de titel van alternative queen of pop. Op de Main Stage stond inderdaad een goed geoliede op-en-top Amerikaanse act: verkleedpartijen allerhande, overbodige danseressen die nieuwe standjes uitprobeerden met paraplu’s en koffers, en een collectief orgasme voor een selecte schare fans die eventjes de bühne op mocht. Helaas haalden de doelloos afgevuurde beats en diepe bassen het van de fraaie popnummers die deze Amerikaanse griet ondertussen op haar kerfstok heeft. Tussenstand M.I.A. - Santigold: 1-0
Hoogtepunt: “Disparate Youth”

Met een opwindende mix van vrolijk knetterende beats en verdraaide indiegitaren deden de vier kerels van het Schots-Engels-Ierse gezelschap DJANGO DJANGO (***) probleemloos de Club uitpuilen. Hun set leek eigenlijk wel één lange aanloop naar de onwaarschijnlijke voorjaarshit “Default” die de veerkracht van de plankenvloer in de tent voor een eerste maal op de proef stelde. Wie hun debuutalbum in huis heeft weet dat de heren bij momenten nog wat te arty farty klinken, maar live wist de groep daar probleemloos bovenuit te stijgen door de speelse percussie en de sterke vocal harmonies. Pukkelpop was het eerste Belgische festival waar Django Django mocht aantreden, maar naar verluid steekt er al een nieuw contractje in de achterzak van Herman Schueremans.
Hoogtepunten: “Waveforms”; “Default”

Het leven kan verkeren: een goed half jaar terug werd BLOC PARTY (****) nog klinisch dood verklaard, maar in Kiewit herrezen Kele Okereke & co wonderbaarlijk als één van de headliners op de Main Stage. Bovendien komt er weldra, na vier jaar relatieve radiostilte, nog eens een nieuw studioalbum van de groep uit. De lange sabbatical lijkt de band deugd te hebben gedaan: Kele oogt scherp en bedelt uitdrukkelijk om publieksaandacht, terwijl de rest van zijn maats er als vanouds een hels tempo op na houden. Het viertal lijkt zijn reputatie als strakke rockband terug te willen opeisen, en heeft daartoe de goedkope beats uit het verleden grotendeels overboord gegooid. Bloc Party is back in town, maar voor hoelang durft deze keer niemand te voorspellen.
Hoogtepunten: “So Here We Are”; “Team A”; “Helicopter”

De prijs voor ‘Het Snoepje van de Eerste Pukkelpop Dag’ ging met stip naar LIANNE LA HAVAS (***). Haar folky soulpop met echo’s van Corinne Bailey Rae en Norah Jones ging er zo net voor zonsondergang bijzonder vlotjes in. La Havas heeft de looks, de stem en kan bovendien een aardig stukje gitaar spelen. Met zo’n CV zou ze als totaal overgekwalificeerd uit elke talentenjacht worden geweerd, de Club tent sloot deze BBC’s Sound of 2012 genomineerde daarentegen maar al te graag in de armen.
Hoogtepunten: “Is Your Love Big Enough?”; “Forget”; “No Room For Doubt”

Vooraf werd BJÖRK (***) als een eerder gewaagde headliner op de Main Stage aanzien, en de Ijslandse bosfee had een voortreffelijke show in petto om die verwachtingen moeiteloos in te lossen. Vergezeld van een ruim 10-koppig engelenkoor, dat naast louter vocale ook flink wat choreografische hoogstandjes had ingestudeerd, loodste de inmiddels 46 lentes tellende zangeres het publiek door haar unieke droomwereld. De ene keer bezwerend en etherisch begeleid door indrukwekkende visuals met Moeder Natuur in de hoofdrol, de andere keer eigenzinnig en strijdvaardig waar stuiterende beats en tribal techno over de hoofden van heel wat verbaasde festivalgangers heen vlogen. Hadden we medelijden met al wie te vroeg op post was voor de doortocht van Netsky? Bijlange niet!
Hoogtepunten: “Hunter”; “Jóga”; “Declare Independence”

Van meet af aan bleek de meerstemmige huiskamerpop van FEIST (**) in de Marquee een geval van ongelukkige casting. We zien de samenstellers van het Cactus Festival of Festival Dranouter gewillig een ledemaat naar keuze afstaan om deze Canadese op hun affiche te krijgen, maar voor het Pukkelpop publiek werkte de Feist formule gewoonweg niet. Ja, zelfs niet toen het origineel van “The Limit To Your Love” voorbij kabbelde. Niet getreurd, Chokri, zet hier volgend jaar gewoon Broken Social Scene waarmee Feist in 2002 de indiemijlpaal ‘You Forgot It In People” opnam, en we verscheuren al die dreigbrieven.
Hoogtepunt: “How Come You Never Go There”

Toegegeven, de fut was er bij ons al een beetje uit even voorbij één uur ’s nachts, maar voor de MARK LANEGAN BAND (****) is dit wel hét tijdstip bij uitstek om hun gitzwarte blues te orakelen. Vergezeld van enkel maar Belgische muzikanten, met snarengeselaar Steven Janssens (o.a. Daan) en Creature With The Atom Brain opperhoofd Aldo Struyf in een gedeelde hoofdrol, serveerde Lanegan één uur lang niets dan hoogtepunten uit zijn jongste opus magnum ‘Blues Funeral’ afgewisseld met een aantal pareltjes uit diens voorganger ‘Bubblegum’. Vastgeroest aan zijn microfoon standaard wisselde de ranke Amerikaan naar goede gewoonte nauwelijks een woord met het publiek, tot op het moment wanneer hij zijn goede vriend en Afghan Whigs frontman Greg Dulli op het podium mocht begroeten voor het magistrale slotakkoord “Methamphetamine Blues”. Geen enkele witch doctor bedenkt een betere therapie tegen de pijn van het zijn.
Hoogtepunten: “Grey Goes Black”; “Hit The City”; “Wedding Dress”; “The Gravedigger’s Song”; “Methamphetamine Blues”

_______________________
DAG 2, vrijdag 17 augustus
_______________________

Wie de drie gitaren op het podium van de Marquee zag blinken van ongeduld kon al een beetje vermoeden dat de doortocht van het uit Atlanta overgevlogen gezelschap O’BROTHER (***) geen gezellig ochtendwandelingetje zou worden. Muzikaal begeven deze heren zich in watertjes die al eerder zijn doorzwommen door o.a. Deftones, Mogwai, Radiohead en Sigur Rós. De combinatie van een imposante wall of sound en de emo-uithalen van frontman Tanner Merritt was nu niet meteen een licht verteerbaar ontbijt te noemen, maar klaarwakker werden we er in ieder geval wel van.
Hoogtepunten: “Sputnik”; “Machines Part II”

“Pukkelpop, dan is het nu tijd voor een muzikale uppercut; geniet van jullie bloedneus, hier zijn BLOOD RED SHOES (***)”. Alle heruitzendingen van Comedy Casino despijt, de one-liner humor van Luc Janssen is en blijft een gegronde reden om jaarlijks naar de Main Stage van Pukkelpop af te zakken. Voor zover we konden zien kreeg het Engelse noisepop duo overigens geen bloedneuzen maar wel een paar bloedrode schoentjes te zien die een die-hard fan tot bij de camera kreeg. Net als bij pakweg de Ramones zaliger neemt de verwondering bij elke doortocht van Blood Red Shoes op Pukkelpop telkens weer een beetje af. Maar ach, wat zou het. De strakke formule met die punky gitaar en heerlijk stampende drums als ingrediënten is inmiddels gekend, maar na vier edities in Kiewit nog bijlange niet uitgewerkt.
Hoogtepunten: “Don’t Ask”; “I Wish I Was Someone Better”

Razorlight zonder imagoprobleem? The Kooks met ballen? Howler met songs? Er zijn duidelijk meerdere complimentjes te maken aan het adres van OBERHOFER (****). In de Marquee wist deze Amerikaanse band rond de jonge lo-fi held Brad Oberhofer ons te imponeren met een trits catchy, intense maar nooit kleffe indiepop songs. Oberhofer is in eigen land waarschijnlijk net oud genoeg om zelf een pint te bestellen, maar op Pukkelpop gaven hij en zijn kornuiten blijk van gedegen stielkennis. En ja, elke frontman die roekeloos het publiek in duikt en al gitaar spelend de contouren van de tent gaat verkennen kan uiteraard op onze onvoorwaardelijke sympathie rekenen.
Hoogtepunten: “Landline”; “Haus”

Een zanger in zwart maatpak en dito deukhoed op de Main Stage? Dat moet Paul Smith van MAXÏMO PARK (***) zijn, de postpunk band uit Newcastle die in ’05 fenomaal debuteerde met ‘A Certain Trigger’ maar sindsdien hardnekkig op zoek is naar een bestaansreden. Nieuwe songs als “The Undercurrents” zijn verdienstelijk, maar missen ontegensprekelijk de spanning en dynamiek van de beginjaren. Maxïmo Park’s live reputatie is daarentegen in al die jaren alleen maar indrukwekkender geworden. Als gitaarloze frontman had Smith de handen vrij om alle uithoeken van het podium te verkennen, wat bij de heersende temperaturen toch een pak zweet moet hebben opgeleverd in dat maatpak.
Hoogtepunten: “Going Missing”; “Our Velocity”; “Apply Some Pressure”

In de reeks ‘Artists to Watch in 2012’ kregen we in de Club de naar Londen uitgeweken Nieuw-Zeelander WILLY MOON (***) voorgeschoteld, een hyperkinetische kid in strak maatpak die rauwe 50ies rock’n’roll een moderne twist geeft door er moddervette hiphop beats doorheen te halen. Moon klinkt als de ADHD versie van Screamin’ Jay Hawkins, wiens “I Put A Spell On You” in een korte maar krachtige versie trouwens ook op de setlist stond. Eens over de eerste cultuurschok heen kreeg Willy Moon het publiek mooi op zijn hand, het was dan ook niet minder dan doodjammer dat hij en zijn kornuiten er reeds een kwartier voor tijd de brui aan gaven. An artist to watch, yes indeed!
Hoogtepunten: “Sound Of The Radio”; “Yeah Yeah”; “My Girl”

Het Belgisch-Nederlandse heavy bluesrock combo DRIVE LIKE MARIA (****) joeg de temperatuur in de Wablief?! tent vervolgens pijlsnel de hoogte in met een set die zowaar nog intenser, smeriger en strakker klonk dan wat Triggerfinger ons tegenwoordig voorschotelt. Eindelijk ook nog eens een rockband met een prima vrouwelijke gitariste, Nitzan Hoffmann, in de rangen; en het kon niet op, want tijdens de nieuwe single “Howl” verscheen in de persoon van Lara Chedraoui (Intergalactic Lovers) nog meer vrouwelijk schoon op de planken. Drive Like Maria kon afgelopen jaren reeds voorprogramma’s versieren van ZZ Top en AC/DC, maar het lijkt ons enkel een kwestie van geduldig afwachten vooraleer deze indrukwekkende live groep op eigen kracht potten gaat breken.
Hoogtepunten: “Black Horses”; “So”

Door de ogen van Jesse Hughes, de enigmatische frontman van EAGLES OF DEATH METAL (***), is het leven niets meer dan één eindeloos durend rock’n’roll feestje. Conceptalbums, gitaaracrobatiek of wereldverbeterende bindteksten zijn dus niet besteed aan deze Amerikaanse partyband die op de Main Stage alle rock’n’roll clichés op een hoopje gooide en er nog mooi mee weg kwam ook. Dat de songs over zulke diverse onderwerpen handelen als girls, sweethearts, women, ladies, birds, chicks en babes is ons onder de loden zon van Kiewit niet eens opgevallen.
Hoogtepunten: “Cherry Cola”; “Heart On”

Het Engelse powertrio BAND OF SKULLS (**) kwam speciaal uit de States overgevlogen om de temperatuur in de Marquee nog een paar graden te laten stijgen, maar hadden zich achteraf gezien die moeite beter kunnen besparen. Het gezelschap uit Southhampton beschikt zonder twijfel over de juiste looks en killer riffs om hun retro-act geloofwaardig te doen overkomen, alleen ontbraken de songs om de vlam echt in de pan te doen slaan. Meer dan eens leken hun nummers ergens halverwege te stagneren om uiteindelijk te verzanden in een soort zielloze bluesrock waar we het noch warm noch koud van kregen. Graag dus even terug naar dat repetitiekot vooraleer Chokri nog eens een uitnodiging stuurt.
Hoogtepunt: “Death By Diamonds And Pearls”

Op de tonen van John Sebastian’s “Welcome Back” sjoffelden de heren van GRANDADDY (*****) sinds veel te lang nog eens een Belgisch podium op voor wat één van de meest memorabele optredens van Pukkelpop 2012 zou worden. Opener “El Caminos In The West” zette meteen de toon voor een beknopte ‘Best of’ set die de massaal toegestroomde dertigers en veertigers in de Marquee op hun wenken bediende. Het ontwapenende speelplezier van de Californiërs en de enthousiaste herkenningskreten bij het publiek zorgden voor een magisch sfeertje dat ook de doorgaans eerder zwijgzame frontman Jason Lytle niet onbewogen liet. De baardemans met de onafscheidelijke baseball pet liet zich op het einde zelfs verleiden tot één van de meest oprechte quotes van de festival driedaagse: “Getting together again after all those years first seemed a horrible idea. Thank you for proving us wrong!”.
Hoogtepunten: “The Crystal Lake”; “Hewlett’s Daughter”; “AM 180”; “Summer Here Kids”; “He’s Simple, He’s Dumb, He’s The Pilot”

Bericht aan de naarstige timmermannen die zich ontfermen over de plankenvloer van de Marquee tent: na de orkaan genaamd GOOSE (****) is er weer abnormaal veel werk aan de winkel. De Kortrijkzanen lagen dan ook aan de basis van een merkwaardige volksverhuizing: in no time werd de Marquee, doorgaans het uitverkoren terrein voor liefhebbers van het betere gitaarwerk, overspoeld door het vaste publiek van de Dance Hall. Het kostte frontman Mickael Karkousse dan ook geen enkele moeite om het jonge volkje te laten opgaan in de kolkende spiraal van electrohouse en big beats, en even dachten we - met onze excuses voor de ongepaste beeldspraak - dat het dak van een uitpuilende Marquee er af ging. Voor Goose is er maar één horde meer te nemen op Pukkelpop, dat is Luc Janssen van zijn sokken blazen op de Main Stage.
Hoogtepunten: “British Mode”; “Synrise”; “Bring It On”; “Words”; “Everybody”

Zou de groep zonder schermutselingen het einde van de set halen? Welke projectielen zou de immer zelfvoldane Ian Brown naar zijn monkey face geslingerd krijgen? We hadden genoeg pertinente vragen klaar net voor de aftrap van THE STONE ROSES (***) op de Main Stage, maar warempel, geen enkele leverde een leuke anekdote op. Tijdens de Reunion Tour van de herenigde Madchester helden wordt hun even legendarisch als invloedrijk titelloos debuut uit ’89 bijna integraal opgediend, en de heren lijken er nog plezier aan te beleven ook. Minstens even opvallend is de muzikale klasse die John Squire, Mani en Reni uitstralen, al lieten ze het gesoleer bij momenten wel heel breed hangen tijdens ellenlange versies van “Fools Gold” en “Waterfall”. Ook de uiterst goedgeluimde Brown probeerde zijn deel van de aandacht op te eisen door prullaria in het publiek te gooien of voor de camera te stoeien met Kung-fu speeltjes. De Roses stonden er dus, oerdegelijk, zelden indrukwekkend, maar hun bladzijde in de popencyclopedie meer dan waardig.
Hoogtepunten: “I Wanna Be Adored”; “Sally Cinnamon”; “I Am The Resurrection”

Hoe hard Greg Dulli ook zijn best deed om zich van een tweede muzikaal leven te verzekeren met The Twilight Singers of met vriend-voor-het-leven Mark Lanegan als The Gutter Twins, nooit haalde hij dezelfde impact als met THE AFGHAN WHIGS (*****). De triomftocht van de herenigde Whigs in het Koninklijk Circus lijkt de geschiedenis in te gaan als één van de beste Belgische zaaloptredens van 2012, en in de Marquee deed de groep diezelfde tour de force doodgewoon nog eens over. Van de onheilspellende intro van “Crime Scene, Part One” tot de laatste noten van de bezwerende mantra “Into The Floor”, het zeskoppige gezelschap greep ons anderhalf uur bij het nekvel als een bloeddorstige teek. Dulli heeft de nicotine en de booze zo goed als opgegeven waardoor hij nu op alle fronten, van rock’n’roll animal tot crooner, voluit kan gaan. Ergens lazen we “Foo Fighters overklassen alles en iedereen” als slotsom van Pukkelpop 2012. Sorry Dave, maar Greg & co waren jou een stap voor.
Hoogtepunten: “Gentlemen”; “Debonair”; “Fountain And Fairfax”; “66”; “Miles Iz Ded”

________________________
DAG 3, zaterdag 18 augustus
________________________

Het Londense vijftal DRY THE RIVER (***) omschrijft haar geluid als ‘folky gospel music played by a post-punk band’, meer woorden hadden wij echt niet nodig om na een stevig ontbijtje dus al meteen de Marquee in te duiken. Klinken deze jongelui op hun onlangs verschenen debuutalbum ‘Shallow Bed’ nog als een gotische versie van Mumford and Sons, dan hadden ze in Kiewit beduidend meer decibels in petto. Hun pastorale folkrock werd op dit vroege uur rauw en onversneden opgediend waarin fijnproevers een geslaagde blend van Fleet Foxes en Mogwai konden ontwaren. Mr. Google leerde ons intussen dat Dry The River genomineerd werd voor The Sound of 2012, een eer die ze duidelijk niet gestolen hebben.
Hoogtepunten: “Lion’s Den”; “Shield Your Eyes”

De zon was al verschrikkelijk vroeg van de partij op de Main Stage, maar echt zomeren deed het pas toen het bevallige nepblondje Ritzy Bryan van THE JOY FORMIDABLE (***) ten tonele verscheen. Een paar jaar terug had Bryan ongetwijfeld nog posters van Lush, Slowdive, Ride en Smashing Pumpkins op haar kamer hangen, nu probeert ze samen met haar maats die invloeden in een modern jasje te steken. Het trio uit Noord-Wales twijfelt nog wat teveel tussen zeemzoet en vitriool om ons echt in te pakken, maar is wel reeds Formidabel als festivalact.
Hoogtepunten: “Cradle”; “Whirring”

We gingen vervolgens wat schaduw opzoeken in de Castello bij alweer een band uit Wales, MAN WITHOUT COUNTRY (***). Hun melancholische synths zijn wat blijven steken in de 90ies toen New Order, Saint Etienne en godbetert zelfs Pet Shop Boys hippe bands waren, maar wie een groepje als Hurts wat te stroperig vindt (geen nood, we zijn met velen) kan zijn/haar tijd beter verliezen aan dit fijne gezelschap. Man Without Country is vooralsnog een grote onbekende op de populaire radiogolven, maar bij intimi als Björk, Archive en Band Of Skulls mogen de heren als wederdienst voor hun fijne remixes voortaan op de sofa blijven pitten.
Hoogtepunten: “Puppets”; “Foe”

In de Shelter stond vervolgens nu eens geen punk, hardcore of emo geprogrammeerd, maar wel vuige garagerock en snoeiharde rockabilly van het Londense vijftal THE JIM JONES REVUE (***). Met een beetje verbeelding kan je deze doorleefde rockers als het Engelse spiegelbeeld van The Jon Spencer Blues Explosion beschouwen, maar dan wel één die het aandurft om naast een koppel moddervette gitaren ook een piano het podium op te zeulen. We durven wedden dat Jerry Lee Lewis, Little Richard en Nick Cave goedkeurend knikken wanneer de theatrale frontman Jim Jones als een bezetene over het podium raast. Voor de twijfelaars, haal hun recentste plaat ‘Burning Your House Down’ in huis en geniet van een onvervalst rock’n’roll delirium.
Hoogtepunten: “Dishonest John”; “Shoot First”

In de Club botsten we op DAUGHTER (***), op het eerste zicht de zoveelste act in de reeks meisje-met-gitaar-maar-zonder-lief. Al vlug werd echter duidelijk dat de timide Engelse fee in kwestie, Elena Tonra, geen gratuite riedeltjes maakt à la Amy McDonald. De liedjes van Tonra lijken op het eerste zicht wat futiel, maar het zijn de extra laagjes creepy soundscapes, gitaar echo’s en spaarzame percussie die de voorlopig bescheiden catalogus van Daughter zo bijzonder maken. Hou dit kind ver weg van de manager van The Cranberries en er kunnen nog mooie dingen gebeuren met Daughter.
Hoogtepunten: “Love”; “Youth”

Natuurlijk hadden de 90ies adepten naast Grandaddy en Afghan Whigs maar wat graag Pavement over de vloer gehad in de Marquee, maar met STEPHEN MALKMUS & THE JICKS (***) komt een mens al aardig in de buurt. Malkmus was zoals gewoonlijk zijn nonchalante zelf en liet de spotlights vooral richten op een aantal van zijn Jicks, waaronder drummer Jake Morris die zelfs een nummertje mocht inzingen. Het was best wel een mooie verdienste van Malkmus & co om zonder ook maar één duidelijk aanwijsbaar Pavement moment toch een aantrekkelijke show neer te zetten waarin trouwens een pak nummers uit het jongste album ‘Mirror Traffic’ staken. Een leuker voorprogramma op een festival als dit kon Bob Mould, de volgende in rij op het Marquee podium, zich niet inbeelden.
Hoogtepunten: “Stick Fingers In Love”; “Tune Grief”

Eventjes hadden we gevreesd dat de vederlichte gitaarpop van THE SHINS (***) wat bleekjes zou uitvallen op de Main Stage, maar de Amerikanen hadden voor de gelegenheid toch flink wat decibels bijgestoken met een behoorlijk potige set als resultaat. Op hun bijna-doorbraak plaat ‘Port Of Morrow’ schuwen frontman James Mercer en zijn maats niet langer Het Grote Gebaar en heeft de groep duidelijk aan radiovriendelijkheid gewonnen. De onverbiddelijk brandende middagzon had een groot deel van het publiek echter knockout geslagen, waardoor het verhoopte nationaal zangfeest tijdens “Simple Song” uiteindelijk toch niet door ging.
Hoogtepunten: “Phantom Limb”; “Simple Song”; “The Rifle’s Spiral”; “So Says I”;

De prettig gestoorde nachtegaal met de onafscheidelijke pet PATRICK WATSON (****), die tevens zijn naam ontleent aan de gelijknamige Canadese groep, liet zoals gewoonlijk het publiek met open mond meegenieten van zijn onnavolgbare barokpop die ergens het midden houdt tussen Debussy en Jeff Buckley. Zijn weemoedige falsetstem moest optornen tegen een verzameling instrumenten met een laag rock’n’roll gehalte zoals viool en xylofoon, de songs lijken dan ook eerder te zijn ontstaan in Alice’s Wonderland dan in het weidse Quebec. En opeens was daar het krop-in-de-keel moment van deze dolle driedaagse, toen Watson en zijn makkers dicht tegen elkaar aanschurkten voor een groepsmeditatie. Het begon zachtjes prevelend, ging langzaam over naar fluisterend en eindigde uiteindelijk in één minuut stilte om klokslag 18u10 als eresaluut voor de vijf gevallen muziekmakkers van Pukkelpop 2011. Op de oorverdovende stilte volgde een al even oorverdovend applaus, waarop groep en publiek ietwat stomdronken van emotie hun weg vervolgden.
Hoogtepunten: “Adventures In Your Own Backyard”; “Luscious Life”; “Big Bird In A Small Cage”

Op de Main Stage kwam het Zweedse garagepunk combo THE HIVES (***) andermaal bewijzen dat voorspelbaarheid een onbeschaamde deugd kan zijn. Vijf heren in nagelwitte hemden die zich in het zweet werken met op kop de Jim Carrey van de punkrock Howlin’ Pelle Almqvist, of hoe heerlijk karikaturaal een rockband kan zijn. Of hoe The Hives één van de weinige groepen zijn wiens opruiende en nonsense bindteksten een stuk langer duren dan hun nummers, en elk nieuw album een beetje minder relevant blijkt dan het vorige. Het zal het publiek, ons incluis, allemaal een zorg wezen: The Hives maakten er zoals steeds een compromisloos feestje van en hebben inmiddels voldoende garagerock standards op hun erelijst prijken om Jan Becaus én André Vermeulen terzelfdertijd hun cool te laten verliezen.
Hoogtepunten: “No Pun Intended”; “Hate To Say I Told You So”; “Tick Tick Boom”

Onze eerste kennismaking met THE ANTLERS (***) was toen we het album ‘Hospice’ in handen kregen, een hartverscheurende songcyclus over de onmogelijke liefde tussen een terminale kankerpatiënt en diens verpleegster. Dit trio uit Brooklyn heeft van dit soort zwaarmoedigheid haar handelsmerk gemaakt, en het valt te betwisten of hun muziek wel geschikt is om een festivalpubliek op een zonnige namiddag te entertainen. De Club tent liep echter moeiteloos vol om deze cult groep in wording een begeesterende set te zien geven. De etherische subtiliteiten die hun albums kleuren werden grotendeels ingeruild voor een weidser klankenpalet waarin de ontredderde falset van frontman Peter Silberman heerlijk verstrengeld zat. Nooit gedacht dat we deze emo trip een klein uur lang zouden uitzweten, maar eens ondergedompeld in de weemoed van The Antlers kende de volharding van lichaam en geest duidelijk geen grenzen meer.
Hoogtepunten: “Rolled Together”; “I Don’t Want Love”

Begon de loden zon ook op de Main Stage haar tol te eisen, ligt het helse tempo tijdens hun huidige tour toch wat te hoog, of vonden Dan Auerbach en Patrick Carney een stek als voorprogramma van Foo Fighters toch wat te minnetjes? We hebben er het raden naar, maar feit is dat de nieuwe mega act in wording THE BLACK KEYS (**) te routineus voor de dag kwamen en hun minimale bluesrock zelden een vuist kon maken. Dat Auerbach nauwelijks een woord over de lippen kreeg deed er ook al geen goed aan, en toen tegen het einde van de set de StuBru hits elkaar in ijl tempo opvolgden veerde een deel van de Dave Grohl fans plots toch even recht maar bleek het kalf al verdronken. Het smerige slotakkoord “I Got Mine” betekende een klein eerherstel maar kon een tweede zit voor deze twee blanke bluesrocknegers niet meer afwenden.
Hoogtepunt: “I Got Mine”

De Amerikaanse wereldgroep WILCO (****) die opent voor een amper halfgevulde Marquee leek wat op fictief surrealisme. Net als op Lowlands heet het zwarte beest van Jeff Tweedy & co Dave Grohl, maar uiteindelijk laten toch een pak liefhebbers van progressieve Americana de gelijktijdig geprogrammeerde Foo Fighters links liggen. We zien hoe het zestal uit Chicago gretig opent met het oudje “Misunderstood”, en zich tijdens het daaropvolgend half uur naar een climax toe werkt die uitmondt in een gitaareruptie van snarenwonder Nels Cline tijdens “Impossible Germany”. Daarna ebde de spanning wat weg tijdens een te lange opeenvolging van rustige en minder beklijvende nummers. Met “Heavy Metal Drummer” joegen Tweedy en zijn makkers het tempo terug de hoogte in, even later wordt het publiek uitgewuifd met het honingzoete “Hummingbird”. De honing heeft echter een bittere nasmaak, want Wilco moet vlug plaats ruimen voor de draaitafels van Dizzee Rascal en dus wordt het verlangen naar bissen niet ingewilligd. Dave en Dizzee, het zullen nooit onze beste maatjes worden.
Hoogtepunten: “The Art Of Almost”; “I Am Trying To Break Your Heart”; “Impossible Germany”; “Handshake Drugs”; “Dawn On Me”

Pukkelpop 2012 kreeg in de Shelter het genadeschot van het onlangs opnieuw verenigde hardcore punk combo REFUSED (****). Na een minutenlange intro van monotone drones viel een nagelwit gordijn plots naar beneden en deelde dit Zweeds dynamiet met “Worms of the Senses/Faculties of the Skull” een eerste gemene kopstoot uit. En het moet gezegd zijn, bijna 15 jaar na het verscheiden van de groep heeft hun maatschappijkritische vitriool nog maar weinig aan zuurtegraad verloren. Uiteraard kon brulboei Dennis Lyxzén niet zonder slag of stoot voorbij gaan aan het ‘Free Pussy Riot’ manifest en kregen hun Russische geestesgenootjes een welgemeend hart onder de riem. Bijtende hardcore, ambient soundscapes, jazzy drumloops en samples gingen allemaal mee in de betonmolen, wat van Refused nog steeds een unieke ervaring in het genre maakt. We gunnen de Zweden veel vermaak in hun tweede leven, ’t is alleen te hopen dat daar niet meteen een ‘Free Refused’ van komt.
Hoogtepunten: “Rather Be Dead”; “Liberation Frequency”; “New Noise”


Chokri & co lanceerden met de simpele doch doeltreffende slogan “So good to see you” Pukkelpop versie 2.0. Of ze daar in slaagden moet iedereen die de afgelopen drie dagen verbrand, bezweet, halfslapend, beneveld, dorstig, giechelend, glimlachend, zingend, huilend, of gewoonweg genietend over het dorre gras van Kiewit strompelde uiteraard voor zichzelf uitmaken. Wat ons betreft, hasta la vista en gedraag jullie een beetje.
Plaats reactie